Translate

Zoeken in deze blog

maandag 23 januari 2023

Beetje geschiedenis

Het hoeft geen betoog dat bier deel uitmaakt van onze oudste producten. De meeste historici zijn het erover eens dat al ongeveer 10.000 jaar geleden in Mesopotamië een soort gerstenat werd gebrouwd. De Soemeriërs kenden al een tiental types bier en later voegden de Babyloniërs er nog enkele tientallen aan toe. Ook de oude Egyptenaren kenden het geheim van het brouwen, in zoverre zelfs dat onder farao Ramses II de eerste staatsbrouwerijen werden opgericht. (https://historiek.net/bier-en-cultuur-in-de-geschiedenis/7957/)

De oude Galliërs kenden de ‘Cervoise’ en waren ook diegenen die de gebakken stenen potten vervingen door houten tonnen. De Romeinen op hun beurt mochten dan wel verzot zijn op wijn, ook bier werd door hen niet versmaad, voornamelijk in de noordelijke streken, waar de gerst beter gedijde dan de wijnrank. Hiervan getuigt een Gallo-Romeinse villa uit de derde eeuw in Belgisch Limburg waarin overblijfselen zijn gevonden van een brouwerij. (https://historiek.net/bier-en-cultuur-in-de-geschiedenis/7957/)

Lange tijd is verondersteld dat het oudste bier in Mesopotamië ontstond, in het huidige Irak. Maar zoals bekend is de archeologie altijd in ontwikkeling en zijn archeologen het zelden met elkaar eens. Zo is er discussie over de vraag wat er eerder was: het brood (dat we kennen sinds de Neolithische Revolutie of de landbouwrevolutie) of het bier (dat van graan gemaakt wordt). Maar ook de ontstaansplek van bier wisselt voortdurend. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Bier wordt al zo'n 13.000 jaar gedronken. In een Israëlische grot gevonden sporen, wijzen erop dat de Natufiërs als eerste bier maken, vermoedelijk voor rituele diensten als uitvaarten. ... Lang wordt gedacht dat de eerste bierdrinkers Soemerische nomaden zijn, neergestreken in het huidige Irak (een plek waar nu weinig bier gedronken wordt). In een Israëlische grot gevonden sporen, wijzen erop dat de Natufiërs al eerder bier maken. De hypothese dat de productie van alcohol begint met opkomst van de landbouw en het domesticeren van gewassen, komt daarmee op losse schroeven te staan. ... Anders dan de gesettelde Soemeriërs zijn de Natufiërs namelijk een volk van verzamelaars en jagers. De grot waar de minuscule restjes planten en alcohol zijn gevonden is door hen als begraafplaats gebruikt. Vermoedelijk wordt het bier gebrouwen voor rituele diensten, zoals een uitvaartceremonie. De drank uit deze oude tijden lijkt in weinig op het heldere vocht dat we nu drinken. Het alcoholpercentage ligt veel lager en het is een troebel, papperig brouwsel. (https://npokennis.nl/longread/7890/biertje-een-korte-geschiedenis-van-een-heel-oud-drankje)

Teruggevonden Mesopotamische kroezen bevatten restanten van gerstebier, aldus dr. Patrick McGovern, biomoleculair archeoloog van de University van Pennsylvania. Hij bevestigt eveneens dat de overgrote meerderheid van de oude brouwers vrouwen waren: “Terwijl mannen erop uit trokken om te jagen, verzamelden vrouwen in de nabije omgeving begeleidende voedings- en drankingrediënten voor het mammoetvlees.” (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

Bier is een eeuwenoud drankje. Er zijn talloze bewijzen over de lange geschiedenis van bier. In wat vandaag de dag Iran is, is tot op heden het oudste bewijs van het biologische gistingsproces gevonden: aardewerken vazen van meer dan 7000 jaar oud. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Ancient amphorae reveal Chinese people experimented with two different methods of making BEER 6,000 years ago in pursuit of the perfect alcoholic brew (https://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-7899973/Ancient-amphorae-reveal-Chinese-people-two-methods-make-BEER-6-000-years-ago.html)

Er is ook onderzoek dat in het oude China al werd geëxperimenteerd met 'bierachtige' dranken. Ruim 6000 jaar geleden werd in China de materiële productie enorm uitgebreid, zo werden er amforen gemaakt. Met de amforen werd er via twee methodes bier gebrouwen. Bij de ene methode werd er gebruik gemaakt van gierst, graszaden en rijst om heel-laag alchoholische dranken te produceren. De andere methode maakte gebruik van qu, graszaden en granen om wat sterkers te produceren. De methodes konden afzonderlijk gebruikt worden, of met elkaar worden gecombineerd. Zo werden er verschillende dranken geproduceerd.  Amforen speelden een kernrol in de cultuur van China. Onderzoekers denken dat dit komt omdat de amforen gebruikt werden om alcohol te produceren. Ook denken de onderzoekers dat amforen kunnen wijzen op verspreiding van technieken voor het maken van bier, aangezien de amforen ook werden namelijk gebruikt voor het transporteren van granen, wijn en bier. Deze primitieve bieren bevatten weinig alcohol. Pas toen het mouten werd ontdekt, ging het bier meer alcohol bevatten. Deze ontdekking werd gedaan door de Mesopotamiërs in 3000-2000 voor Christus. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Bier is ontstaan circa 4.000 jaar voor Christus. Het is niet 100% zeker hoe dit is gebeurd, maar waarschijnlijk is het ontdekt door Sumerische nomaden in Mesopotamië; een streek die we momenteel kennen als Irak. De Sumeriërs bakten broden, die ze vervolgens in water verkruimelden. De pap die hierdoor ontstond werd vergist met wilde gisten die in de lucht hangen. Eventueel werd de pap op smaak gebracht met honing, dadels en/of kruiden. Omdat er nog allerlei korsten en andere broodresten in het bier rond dreven, werd het bier gedronken met een soort rietje. In het Sumerische spijkerschrift werd bier afgebeeld als een kruik met een puntige bodem. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Sumerische vrouwen brouwden zowel voor dagelijks gebruik als voor religieuze ceremonies. Behalve Siduri, uit het Gilgameesepos, kenden de Mesopotamiërs ook Ninkasi (letterlijk ‘zij die de mond vult’) als de godin van het bier, weet Cindya Izzarelli, de culinaire journaliste die in de lente een Franstalig boek over Ces femmes qui ont révolutionné la cuisine (De vrouwen die een omwenteling in de keuken hebben teweeg gebracht) uitbrengt. (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

De allereerste biertjes werden gemaakt van een pap van gerst en emmer (een soort tarwe). Men bakte van deze ingrediënten een soort brood dat van buiten gaar was, maar van binnen nog week. Als men zin had in bier, werd het brood gewoon even in water geweekt. Aan dit "bier" werden vaak extra toevoegingen gedaan, zoals honing of kruiden. Lange tijd werd bier beschouwd als drinkbaar brood en brood als eetbaar bier. Overal waar granen verbouwd werden, werd bier gebrouwen en brood gebakken. Beide voedingsmiddelen hebben immers dezelfde grondstoffen! In de Oudheid was bier daarom een even belangrijke voedingsbron als brood. En wat ook erg belangrijk was, was dat bier veilig was om te drinken, in tegenstelling tot het doorgaans vervuilde rivierwater. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Er zijn vier regio’s die door archeologen worden aangemerkt als (mogelijke) ontstaansplek van het bier: Israël, Turkije, China en Mesopotamië. De oudste datering qua archeologische onderzoeksresultaten is op dit moment afkomstig uit Israël, om precies te zijn uit de Raqefet-grotten ten zuiden van Haifa. Hier werd in de zomer van 2018 een grot gevonden met sporen van bierproductie (gerstresten in kleipotten) die volgens de onderzoekers teruggaan tot ongeveer 11.000 v.Chr. Andere vroege sporen van bierproductie zijn in 2019 gevonden in Göbekli Tepe, in het huidige Zuidoost-Turkije (Anatolië). Hier zijn aanwijzingen gevonden dat er rond 9500 v.Chr. al gebruikgemaakt werd van bier, zo bleek uit archeologisch onderzoek in 2019. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De eerste bieren werden gemaakt uit een pap van gerst en emmer (een soort tarwe) en bevatten weinig alcohol. Pas toen het mouten ontdekt werd, ging het bier meer alcohol bevatten. Die ontdekking staat op naam van de Mesopotamiërs in 3000-2000 voor Christus. Lange tijd werd bier dan ook beschouwd als drinkbaar brood en brood als eetbaar bier. Beide hebben immers een gemeenschappelijke voorgeschiedenis en zijn afkomstig van dezelfde natuurlijke grondstoffen. Overal waar granen verbouwd werden, werd bier gebrouwen. In de Oudheid was bier een even belangrijke voedingsbron als brood. Niet in het minst omdat bier een stuk veiliger was om drinken dan het doorgaans vervuilde rivierwater. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

Verder zijn er archeologen die stellen dat in China het oudste bier ooit is vervaardigd. Dit bier werd kui genoemd. Maar gezien de receptuur van dit drankje (fruit, rijst en honing) is het maar de vraag in hoeverre hier sprake was van bier. Ten slotte zijn er nog diverse locaties in Mesopotamië (het huidige Irak en Iran), die qua biergebruik gedateerd worden tussen 6000 tot 2000 v.Chr. Hier zijn in 2018 sporen gevonden van gerstrestanten in potten, die chemisch onderzocht zijn en op die manier gedateerd konden worden. De eerste biersporen op het Europese vasteland zijn gevonden op het Iberisch schiereiland en gaan terug tot ongeveer 3500 v.Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Waarschijnlijk al 4500 jaar v.Chr. werd in Mesopotamië bier gefabriceerd met behulp van bappir.[2] Het is daarmee een van de oudste dranken uit de menselijke geschiedenis. Er zijn bierrecepten uit 3900 v.Chr. overgeleverd. In diverse oude mythen en legenden speelt bier een rol, zoals in het Gilgamesj-epos of in de Kalevala. Ook in het Oude Egypte was bier een geliefde drank.[3] De eerste bieren waren waarschijnlijk van spontane gisting (zoals de moderne lambiekbieren) waarbij men gemalen graan met water mengde (vloeibaar brood). (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

In het oude Mesopotamië zijn kleitabletten gevonden waaruit blijkt dat brouwen zeer gerespecteerd werd. De meerderheid van de brouwers was trouwens van het vrouwelijke geslacht! In Ebla, Syrië, zijn tabletten gevonden uit 2500 voor Christus. Hieruit bleek dat deze stad een hele reeks verschillende soorten bieren brouwde, waarvan één ook de naam van de stad Ebla droeg. In deze periode waren brouwers behalve vrouwelijk, vaak ook priesters. Sommige biersoorten werden speciaal gebruik in religieuze ceremonies. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Bij de Mesopotamische oerstad Uruk zijn kleitabletten aangetroffen met daarin in spijkerschrift het symbool voor bier: kruiken met een puntige bodem. Het bier werd gemaakt door broodkruimels en korsten in water te leggen, er een papje van te maken en dit te laten vergisten. Vandaar dat ze het drankje sikaru (‘vloeibaar brood’) noemden, naast de termen dida en ebir (‘biermok’). De Sumeriërs dronken het drankje met een groot rietje op, omdat er in het bier nog allerlei broodkruimels en broodkorsten rond dreven. Om het drankje op smaak te brengen voegde men er kruiden, honing of dadels aan toe. Uit kleitabletten die gevonden zijn in het oude Babylon kan de conclusie worden getrokken dat er minstens twintig biersoorten in het Babylonische Rijk bestonden. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Algemeen werd (tot voor kort) aangenomen dat in Mesopotamië de voorvader van ons bier het licht zag. Daar in Tweestromenland vertelt het epos van Gilgamesh, geschreven tussen 2100 en 1200 voor onze tijdrekening, al over Siduri, een goddelijke bierbrouwster. Zij spoort Gilgamesh, koning van de Sumerische stadstaat Uruk, aan om tevreden te zijn met de simpele geneugten des levens (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

Bier was voor de Babyloniërs dusdanig belangrijk dat de drank staat vermeld in de beroemde Codex van Hammurabi (ca. 1755 v.Chr.): wie een imitatie van echt bier maakte, kreeg zelfs de doodstraf. Verder stonden er in de codex allerlei regels over hoe bier verkocht moest worden. Een herbergier of waardin (in Babylonië waren deze vrijwel altijd vrouwelijk, net als vrijwel alle bierbrouwers) mocht alleen graan vragen als betaling voor het bier, geen goud of zilver. Ook mocht zij niet te weinig bier inschenken of verkopen. Uitbaters van drankgelegenheden die zich niet aan deze regels hielden werden verdronken. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Bier is duizenden jaren geleden ontstaan in het Midden-Oosten. Het was toen een betrekkelijk eenvoudige alcoholische drank. Later werd er ook steeds meer bier gebrouwen in West- en Noord-Europa. ... De bakermat van het bier ligt waarschijnlijk in het Midden-Oosten en Egypte. Een van de eerste schriftelijke vermeldingen van bier staan op 5000 jaar oude Soemerische kleitabletten uit Mesopotamië (het huidige Irak en Syrië). Daarop worden meer dan 20 soorten bier en verschillende recepten met bier beschreven. De oude Soemeriërs maakten bier door brood te verkruimelen en enkele dagen te weken in grote aardewerken potten met water. Door het gistingsproces dat in de potten plaatsvond, ontstond bier. De Soemeriërs voegden dadels en honing toe om het bier een smaakje te geven. (https://www.gall.nl/ontdek/bier/bier-een-rijke-geschiedenis/)

De biercultuur vindt zijn oorsprong in het oude Mesopotamië, het Tweestromenland tussen de Eufraat en de Tigris. Daar werd een stenen plaat van omstreeks 6.000 voor Christus gevonden met primitieve afbeeldingen van een brouwproces. Het volgende spoor van de eerste bierbereidingen brengt ons naar Babylon, waar Koning Hammurabi 2000 jaar voor onze jaartelling bepalingen opstelde met betrekking tot het brouwen en het schenken van bier. Het bier vond zijn weg van Babylon naar Egypte, waar de farao's zelf het brouwen onder de knie hadden. Uit de tijd van Ramses III stammen bierbekers die de Beierse bierkruiken ver overtreffen: ze hadden een inhoud van maar liefst 3,5 liter. Aangenomen wordt dat het bier in die tijd een veel lager alcoholgehalte had dan het bier dat wij vandaag drinken. Toen werd bier trouwens ook gebruikt als offer om de goden gunstig te stemmen. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

Archeologen vermoeden dat de jagers-verzamelaars het bier of alcoholische brouwsel dronken tijdens rituele feesten, ter ere van de goden. Uit diverse opgravingen blijkt dat de potten in of bij een tempel lagen of dat er een soort dansplek aanwezig was. In de Mesopotamische stad Uruk kregen arbeiders rond 3000 v.Chr. bier als salaris, zo heeft onderzoek naar kleitabletten in 2016 aangetoond. Ook in het oude Egypte werden arbeiders uitbetaald in bier, zo lezen we in het boek Bierkenner word je zo (2018) van de Franse bierkenner Guirec Aubert: “Voor een arbeider was bier een deel van zijn salaris (4 liter per dag), net als brood, olie, groenten en specerijen.” (89) De oude Egyptenaren ten tijde van de farao’s waren grote fans van bier, dat in hun contreien een relatief hoog alcoholpercentage tot 6 procent had. De Egyptenaren dronken en feestten vaak en veel. Tot ze erbij neer vielen. Want ze geloofden (vanuit hun mythologie) dat door dansen, eten en drinken de kwade goden op afstand gehouden konden worden. De Egyptenaren noemen hun bier heneket. Dat allitereert op de lettergrepen hetzelfde als Heineken, maar de laatste is natuurlijk een achternaam en die naam heeft niks van doen met de Egyptisch biernaam. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Met de naam Heineken ben ik altijd heel blij geweest; ik kan me absoluut geen betere naam voor bier voorstellen. Het klinkt Duits, het is een verkleinwoord, het is een gezellig woord, het is een lief woord.” – Freddy Heineken, ca.1995 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Ook de oude Egyptenaren – in de tijd van de farao’s – waren liefhebbers van bier. Alle rangen en standen dronken bier bij de dagelijkse maaltijd. Ook werd het in die periode gebruikt als offergift aan de goden. En om na de dood geen dorst te krijgen, werden “microbrouwerijen” van hout en gips meegegeven het graf in. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Graan voor brood, graan voor bier. Al van oudsher is bierbrouwen een vrouwentaak… Het behoorde tot de huishoudelijke taken. Het waren (huis)vrouwen die in hun keukens zowel brood bakten als bier brouwden. Beelden uit het oude Egypte tonen vrouwen aan een kneedkuip. Is het graan dat ze ‘masseren’ voor vaste voeding of voor drank? (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

Bier brouwen was in het Oude Egypte aan zeer strenge regels gebonden. Een brouwer die bier van slechte kwaliteit durfde afleveren, riskeerde in zijn eigen gerstenat verdronken te worden! Zowel in Babylonië als in Egypte kende men verschillende soorten bier. Om de drank een bepaalde smaak te geven, werden allerlei planten en kruiden toegevoegd. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

In het leven van de Egyptische farao's 5000 jaar geleden, hoorde bier tot het dagelijks dieet. Toen werd bier gebrouwen met behulp van gebakken gerstenbrood. Bier had een veel grotere rol in de Egyptische lifestyle, dan dat het zomaar een drankje was. Het werd onder andere voorgeschreven om verschillende ziektes te behandelen. Bier werd beschouwd als het  meest geschikte cadeau om te geven aan een farao. Ook werd het als offer gebracht aan de goden. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Bier functioneerde in Egypte als feestmiddel maar ook als voedingselement. De maar liefst 4 liter bier per dag die arbeiders (de bouwers van de piramides) kregen, duidt daar al op. Egyptenaren van alle rangen en standen dronken bier bij het dagelijks eten. De Egyptenaren wisten dat bier drinken veiliger was dan het vaak verontreinigde water van de Nijl. Verder gebruikten de Egyptenaren bier als offer aan de goden en werd bier medicinaal gebruikt. Een bron uit 1500 v.Chr. heeft uitgewezen dat in één op de zeven gevallen bier gebruikt werd als medicijn. Er waren ruim honderd Egyptische medicijnrecepten met bier als ingrediënt. Een voorbeeld: vrouwen die hun eerste kind moesten baren, kregen zogenoemde ‘jammerpils’ om de barensnood te verzachten. Bier was dusdanig belangrijk voor de farao’s, dat onder de ‘brouwersfarao’ Ramses II (1304-1214 v.Chr) eerste staatsbrouwerijen tot stand kwamen. Sinds die tijd legden de Egyptenaren miniatuurbrouwerijen, via gistvaten gemaakt van hout en gips en gevuld met bier, in de graven van overledenen. Zo hadden ze in het hiernamaals in elk geval genoeg te drinken. Archeologisch onderzoek leidde begin 2021 tot de conclusie dat bier tijdens begrafenisrtuelen van de eerste Egyptische koningen een belangrijke rol speelde. In het jaar 51 v.Chr. maakte Cleopatra, de laatste Egyptische farao, een einde aan de Egyptische bierfeesten. Zij voerde een accijns op bier in, waardoor de vele arme Egyptenaren deze drank niet meer konden betalen. Tot die tijd betaalden alleen brouwers en bierverkopers een bierbelasting zutera (ζυτηρά), maar nu moesten ook de drinkers eraan geloven. Cleopatra’s argument was dat ze op deze manier openbare dronkenschap terug kon dringen, maar in de praktijk gebruikte zij het belastinggeld om daarmee de oorlog tegen de Romeinen te financieren. Volgens Historianet.nl menen veel historici dat deze maatregel…“…haar meer kwalijk genomen werd dan haar buitenlandse afkomst en de catastrofale nederlaag tegen Rome.” (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De Egyptenaren drinken wijn gemaakt van gerst, want zij kennen de wijnstok niet.” – Herodotus, Grieks historicus, in Historiai II, 5e eeuw v.Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Egyptenaren die (te veel) bier drinken, vallen op hun rug en blijven met het gezicht omhoog liggen.” – Aristoteles, Grieks filosoof, 4e eeuw v.Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Hij was een wijs man, die het bier uitvond.” – Plato, Grieks filosoof, 4e eeuw v.Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Ze hadden wijnstokken, maar die gebruikten ze alleen voor de priëlen in hun tuinen. Ze drinken een krachtige, sterke drank gemaakt van gerst en water…” – Julius Caesar, 55 v.Chr, over de inwoners van de Britse plaats Kent. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Wijn ruikt naar nectar. Bier ruikt naar geit.” – Julianus II, Romeins keizer, 4e eeuw na Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De kennis van het brouwen hebben de Egyptenaars doorgegeven aan de Grieken. Plato schreef: "Het was een wijs man, die bier uitvond." Sophocles (450 voor Christus) schreef al over het concept matiging. In zijn ogen bestond het beste dieet voor Grieken uit brood, vlees, groente en bier. De Romeinen leerden het brouwen weer van de Grieken. Zij noemden bier cerevisia, afgeleid van Ceres, de Romeinse godin van de landbouw, en vis, dat Latijn is voor kracht. In het begin van de Romeinse tijd was bier belangrijk, maar tijdens de Romeinse Republiek verdreef wijn bier van de eerste plaats als meest geconsumeerde drankje. (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

Een van de beroemdste verhalen uit de Oudheid is dat van de Tienduizend: de terugtocht van een groep Griekse huurlingen die had gestreden in een Perzische burgeroorlog en nu probeerde thuis te komen. De naam is een beetje raar: van de 14.000 die op pad gingen, keerden er 6.000 terug. Tienduizend is slechts een ongewogen gemiddelde. Eén van de commandanten, Xenofon, schreef een prachtig verslag waarin vooral de passages over de tocht door Armenië boeiend zijn. Zo beschrijft hij de levenswijze: “De woningen bevonden zich onder de grond; .... Men trof er ook tarwe, gerst, peulvruchten en gerstebier in vaten. De gerstkorrels dreven tot aan de rand van de vaten en er staken rietstengels zonder knopen in, grote en kleine. Wanneer men dorst had, moest men een rietstengel in de mond nemen en eraan zuigen. De drank was zeer sterk als men er geen water bij voegde; maar wanneer men eenmaal de smaak te pakken had, was hij zeer aangenaam.” (Xenofon, Anabasis 4.5.25-27; vert. Marc Moonen) (https://historiek.net/xenofons-bier/104799/)

Zowel de oude Grieken als de Romeinen dronken liever wijn dan bier. Typerend is bijvoorbeeld dat er in de Griekse en Romeinse mythologie wel een god van de wijn en de vreugde was, Dionysos en Bacchus, maar geen biergod zoals Aegir uit de Noordse mythologie, de Egyptische biergodin Tenenit of een god als Osiris die de mensen had leren bierbrouwen. Maar dat betekent niet dat de Grieken en Romeinen niks met bier hadden. De Grieken leerden door de veroveringen van Alexander de Grote rond 330 v.Chr van de Egyptenaren hoe ze bier moesten brouwen. De filosoof Plato (ca. 427‎–347 v.Chr.) schreef over degene die het bierbrouwen had uitgevonden: “Hij was een wijs man, die het bier uitvond.” De Griekse tragediedichter Sophocles (496 v.Chr.–406 v.Chr) schreef al over het concept matiging. Mensen die bier (in het Grieks sikera, σίκερα) of wijn dronken, dienden dit in beperkte mate te doen. Sophocles stelde dat het beste dieet diende te bestaan uit brood, vlees, groente en bier. Maar hij raadde wel aan om bier alleen met mate te drinken. Ook de Romeinen (die het brouwen weer van de Grieken leerden, aldus historicus Plinius de Oudere) hielden meer van wijn dan van bier. Bier beschouwden zij als een ondermaatse drank van de Germanen en andere barbaren. De Romeinse historicus Tacitus (ca. 56-117) schreef in De origine et situ Germanorum (Over de oorsprong en de ligging van de Germanen, ca.98) over de Germanen die een ‘vreselijk soort drank van tarwe’, ol (bier) tot zich namen. Hij grapte dat de Germanen – specifiek de Galliërs – zo verzot waren op hun goudgele rakkers dat het eenvoudiger was om hen met drank te verslaan dan met wapens. En keizer Julianus II (331-363) schreef in een gedicht dat bier naar geiten rook, maar de geur van wijn gelijkstond aan de heerlijke geur van nectar. Dit betekent niet dat de Romeinen geen slokje gerstenat lusten. Zeker in het noorden van het Romeinse Rijk waar wijnranken het minder goed deden, dronken de Romeinen bier. Van de in Engeland gestationeerde Romeinse troepen in de 2e eeuw na Chr. is bekend dat ze graag bier dronken. De Romeinen noemden deze bierdrank curmi of vaker nog cerevisia. De laatste term was afgeleid van Ceres, de Romeinse godin van de akkerbouw (vooral graan), en vis, dat Latijn is voor kracht. In het begin van de Romeinse Tijd (ca. 750 v.Chr.) tot het aanbreken van de Romeinse Republiek in 510 v.Chr. was bier volksdrank nummer één, maar vanaf de republikeinse periode nam wijn het stokje van bier over. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De Romeinen legden zich toe op de productie van wijn en plantten volop wijngaarden aan. Maar in streken waar de druiven omwille van een minder gunstig klimaat geen kans maakten, ging men graan verbouwen waarvan onder andere bier gebrouwen werd. Bier diende toen om de dorst van de Romeinse legioenen te lessen. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

De Romeinen waren in mindere mate bierliefhebbers; zij hadden immers wijn. Meer naar het noorden daarentegen – bij de Germaanse en Keltische stammen – was bier mateloos populair. De Romeinse schrijver Tacticus schreef ooit dat het makkelijker was om hen te verslaan met drank dan met wapens. Het is wel duidelijk waar wij in Nederland, België en Duitsland onze liefde voor bier aan te danken hebben. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Het waren zeer waarschijnlijk de Romeinen die het bier in de Nederlanden brachten, vanaf ongeveer 58 v.Chr. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Over de biergeschiedenis van Nederland tot de Middeleeuwen is nauwelijks iets bekend, behalve dat het brouwen in een beperkt aantal kloosters werd voortgezet. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Na de val van het Romeinse rijk groeide bier uit tot een van de meest genuttigde dranken in het middeleeuwse Europa. Vanwege het feit dat de drank tijdens het productieproces verhit moest worden, bevatte het gerstenat namelijk minder schadelijke bacteriën dan water, en was daarmee dus gezonder. Naar schatting dronk de gemiddelde Nederlander tegen het einde van de middeleeuwen dan ook maar liefst 275 tot 300 liter per jaar, een gemiddelde van iets minder dan een liter per dag. Wel moet daarbij vermeld worden dat men in de middeleeuwen het bier vaak thuis brouwde, waardoor het slechts een zeer laag alcoholpercentage bevatte. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/bier-in-de-middeleeuwen)

Na de val van het Romeinse Rijk kreeg de Kerk controle over de landerijen. Geestelijken en monniken gingen zich bezighouden met bier brouwen. Meer nog, tot in de 11de eeuw werd bier brouwen een activiteit die enkel door de clerus mocht worden beoefend. De geestelijken schreven de recepten van hun ‘geestrijke drank’ op perkament. In de 14de en 15de eeuw schoten brouwerijen als paddestoelen uit de grond. Bier werd een populaire volksdrank. Ten tijde van de grote epidemieën van pest en cholera werden aan bier geneeskrachtige eigenschappen toegedicht. Niet helemaal onterecht, want in die periode werd het water voor dagelijks gebruik uit rivieren en grachten gehaald en was het verantwoordelijk voor het verspreiden van de ziektekiemen. Bier was dankzij het kookproces bij het brouwen kiemvrij en bood dus een veilig alternatief voor water. Het drinken van bier werd in de Middeleeuwen helemaal niet als schadelijk ervaren. Integendeel! Binnen de kloostermuren werd volop bier gedronken. In bepaalde kloosters zouden de nonnen meer dan vijf liter bier per dag gedronken hebben of hadden ze althans recht op die hoeveelheid! (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

Na de val van het Romeinse Rijk nam de Kerk de controle over de bierproductie in handen. Tal van kloosteroorden leken zich in deze lucratieve handel te interesseren en legden zich op het brouwen van bier toe. Zo stelde in 768 Pepijn de Korte, vader van Karel de Grote, (zie artikel: Karel de Grote achterna) hopvelden ter beschikking van de abdij Saint-Denis in Parijs. Uit kronieken daterend van 822 blijkt dat ook de Sint-Pietersabdij te Corbie gebruik maakte van hop om bier te produceren op haar landerijen. De abdij van Lobbes eiste zelfs in 868 van haar boeren de levering van hop voor de betaling van hun ‘tienden’. 1 (https://historiek.net/bier-en-cultuur-in-de-geschiedenis/7957/)

Al vanaf de twaalfde en dertiende eeuw, toen de expansie van Brussel toenam en de economische groei zich meer en meer begon door te zetten, speelde bier een belangrijke rol in de maatschappij. Het is dan ook niet vreemd dat rond diezelfde periode, net zoals bij andere ambachten het geval was, de brouwers zich verenigden in een beroepsvereniging. Als patroonheilige kozen ze voor Arnold van Soissons, beter bekend als Sint-Arnoldus 2. Hij werd de patroonheilige van de bierbrouwers en herbergiers omdat hij in tijden van besmettelijke ziekten de mensen aanraadde bier te drinken in plaats van besmet water. Hij wordt als bisschop afgebeeld en heeft als attributen een biervat of –kruik aan zijn voeten en naast de bisschopsstaf een roerstok in zijn handen. Zijn feestdag is 8 juli. (https://historiek.net/bier-en-cultuur-in-de-geschiedenis/7957/)

De geestelijke Arnold van Soissons leefde aan het begin van de 11e eeuw en staat beter bekend als Sint Arnoldus. Hij schijnt in vroegere tijden de bevolking te hebben aangeraden om bier te drinken in plaats van vervuild water. Aangezien bier gekookt werd, was dit de meeste hygiënische oplossing en werden besmettelijke ziektes voorkomen. Het leverde Arnoldus de status van patroon van de bierbrouwers en herbergiers op. De heilige wordt meestal afgebeeld met een biervat of kruik en een roervork die brouwers vroeger gebruikten om mee te roeren. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historisch-bier-brouwen-van-middeleeuws-gruytbier-tot-pils)

“Drink bier en geen vervuild water!” – Sint Arnoldus (Arnold van Soissons), beschermheilige van de bierbrouwers, begin 11e eeuw. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Als iemand probeert bier te maken uit haver, wordt hoppe gebruikt.” – Een vroege schriftelijke vermelding van het gebruik van hop, geschreven door abdis Hildegard van Bingen in 1067. De oudste vermelding van hopgebruik komt uit een inventaris uit 835 van het Normandische klooster Saint-Wandrille. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Met name, Hildegard von Bingen, de twaalfde-eeuwse Duitse abdis, mystica en kruidenkenster. Zij loofde weliswaar de weldaden voor de gezondheid van hopbier. Maar dat verhaal is apocrief. In Babylonië werd immers al een aromatisch kruid, gelijkend op hop, aan bier toegevoegd. Via de Joodse diaspora zou dat recept naar Europa en zelfs naar Duitse abdijen zijn gereisd. (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

In de middeleeuwen werden allerlei mixjes van kruiden toegevoegd aan bier voordat hoppe gebruikt werd. Deze mix van kruiden is beter bekend als gruit. Hoppe werd in Frankrijk rond 800 na Christus verbouwd. Het oudste geschreven document waar hoppe in bier genoemd is, stamt uit de twaalfde eeuw. Het is geschreven door Abbess Hildegard van Bingen (1098-1179): "Als iemand probeert bier te maken uit haver, wordt hoppe gebruikt." (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

“Op welke manier het ook gemaakt wordt, bier het schaadt het hoofd en de maag, het veroorzaakt slechte adem en verpest de tanden, het vult de maag met slechte geuren en iedereen die het drinkt met wijn wordt heel snel dronken.” – Albrandino van Siena, arts, 1256 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

... met de opkomst van de professionele brouwerijen in Noord-Europa in de 13e en 14e eeuw. Het brouwen van bier veranderde van een familieactiviteit in een ambacht, gericht op de massaproductie van steeds sterker bier. Met de toename van het alcoholpercentage nam echter ook de kritiek op de drank toe. In 1256 schreef de medicus Albrandino van Siena over bier: “Op welke manier het ook gemaakt wordt, (…) het schaadt het hoofd en de maag, het veroorzaakt slechte adem en verpest de tanden, het vult de maag met slechte geuren en iedereen die het drinkt met wijn wordt heel snel dronken”. Toch had het gerstenat ook positieve aspecten, zo benadrukte hij, want “het faciliteert het urineren en het zorgt voor een gladde en witte huid”, aldus Albrandino. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/bier-in-de-middeleeuwen)

In de vroege middeleeuwen was het brouwen van bier een huiselijke bezigheid die vooral werd gedaan door vrouwen. Naast het bakken van broden en het doen van de was, brouwden zij ook een potje bier. Ook de kloosterlingen brouwden bieren om in hun levensonderhoud te voorzien. In St. Gallen in Zwitserland is een kloosterbrouwerij uit ca. 820 nog goed bewaard gebleven. In de tijd van Karel de Grote (rond 800) werden ook steeds grotere hoeveelheden bier gebrouwen; voor het hof en voor grotere huishoudens. Zodoende kwamen ook de “commerciële” brouwerijen in opkomst. Ambachtslieden brouwden bieren en konden gaan leveren. In die tijd was hop nog niet bekend om de bittere smaak aan bier te geven. Destijds werd gruit gebruikt om bier op smaak te brengen. De brouwers moesten belasting betalen aan de landsheren op wiens grond de gruit groeide en geteeld werd; dit werd gruitrecht genoemd en was een voorloper van de accijnzen die we nu kennen. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Het begrip accijns betekent heffing, belasting of verbruiksbelasting. Accijns wordt doorgaans geheven op voedingsmiddelen en levensmiddelen en specifiek op luxeproducten die relatief schadelijk voor de gezondheid zijn, zoals dure auto’s met een hoge CO2 uitstoot, bier, sigaretten of wijn. Het begrip komt in het Nederlandse taalgebied voor in documenten uit de Middeleeuwen. ... De term accijns is etymologisch ontleend aan het Latijn assidēre (zitting houden) en Oudfranse begrip assisi, dat ‘rechtszitting’, ‘prijsverordening’ of ‘belasting’ betekent.... In de Nederlanden werden vanaf de Gouden Eeuw, ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog, landelijke belastingen ingevoerd door de Spanjaarden. Een van de bekendste voorbeelden is de Tiende Penning van Alva. De VOC hanteerde vooral douanebelastingen, bekend als convooien en licenten. Een recent bekend voorbeeld van accijns is het beruchte ‘Kwartje van Kok‘ uit 1991. (https://historiek.net/accijns-betekenis-belasting-btw/138037/)

Op bier zit accijns. Accijns is een indirecte belasting die wordt geheven op verschillende goederen in Nederland. Voorbeelden van goederen waar accijns op wordt geheven zijn tabak, brandstof en alcohol (en dus ook op bier). ... Voor bier zijn er verschillende accijnstarieven. Niet het alcoholgehalte is bepalend voor het tarief, maar het extractgehalte van het bier. Het extractgehalte wordt uitgedrukt in graad plato (°P). Hiermee wordt het gehalte van opgeloste stoffen die in het stamwort van het bier zitten bedoeld, plus het gehalte van de stoffen die na de gisting aan het bier zijn toegevoegd.  De maat plato werd ontwikkeld door de Oostenrijkse wetenschapper Karl Balling in 1843 en later voor de Duitse Keizerlijke Commissie verbeterd door de Duitser Fritz Plato.(https://www.biernet.nl/bier/prijzen/accijns)

Accijns is een vorm van belasting die wordt geheven op de verkoop van bepaalde goederen, waaronder alcoholische dranken. Voor niet-alcoholische dranken, waaronder alcoholvrij bier, geldt de verbruiksbelastingen voor alcoholvrije dranken. Een essentieel kenmerk van accijns en de verbruiksbelasting is dat deze geheven worden over de hoeveelheid van het product, en niet over de waarde daarvan. Dit in tegenstelling tot de btw. De voornaamste redenen voor accijnsheffing en verbruiksbelasting zijn het verschaffen van inkomsten voor de staat.... Sinds 2002 is de accijns op bier fors verhoogd. In 2002 werd de accijns met 18% verhoogd, in 2009 met 30%, in 2013 met 10% en per 2014 met nog eens 5,75%. Ten opzichte van het jaar 2000, is de bieraccijns met bijna 80% gestegen. (https://www.nederlandsebrouwers.nl/biersector/bier-en-economie/accijns-op-bier/)

De Tachtigjarige Oorlog was een strijd in de Nederlanden die in 1568 begon en eindigde in 1648. De oorlog woedde in een van de rijkste Europese gebieden, de Habsburgse of Spaanse Nederlanden en richtte zich tegen een wereldmacht: het Spaanse Rijk onder leiding van koning Filips II, landsheer der Nederlanden, en zijn opvolgers Filips III en Filips IV. De eerste fase van de oorlog kan gekarakteriseerd worden als een opstand, een burgeroorlog, en staat bekend als de Nederlandse Opstand. Vanaf 1588, na 20 jaar, veranderde het karakter in een geregelde oorlog.... In 1609 werd een wapenstilstand gesloten, het Twaalfjarig Bestand, hoewel de oorlog indirect werd voortgezet als Dertigjarige Oorlog in Duitsland. Na het hervatten speelde de oorlog zich voornamelijk af in het zuiden van de Republiek. Moegestreden tekenden de strijdende partijen in 1648 de Vrede van Münster. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Tachtigjarige_Oorlog)

Uit een wetenschappelijk onderzoek dat in 2012 is verschenen in het Journal of American Association of Wine Economists, blijkt dat Nederland door het vele bier drinken de Tachtigjarige Oorlog heeft gewonnen. Volgens economen Koen Deconinck van de Universiteit van Leuven en Johann Swinnen van Stanford University hebben de belastingen op bier "een cruciale rol in de financiering van de opstand gespeeld". (https://www.biernet.nl/algemeen/weetjes/de-tachtigjarige-oorlog-gewonnen-met-bier?m=0)

Tijdens de middeleeuwen deden zich in de bierwereld een aantal belangrijke ontwikkelingen voor. Zo werd hopbier de standaard in plaats van gruytbier of gruitbier, ontwikkelden kloosters zich tot belangrijke bierproducerende centra, kwamen bierbrouwerijen op en nam het alcoholpercentage toe. Bier veranderde van een familiedrank in een professioneel gebrouwen massaproduct dat volksdrank nummer één werd. Verder kreeg bier vanaf ongeveer het jaar 1240 zijn huidige naam in de Nederlanden, in het Frans vanaf ruwweg 1430. Het woord bier is volgens etymologen een afleiding van het Latijn biber (‘drank’). Deze suggestie klinkt logisch, omdat deze drank in de vroege Middeleeuwen in kloosters werd gemaakt waar Latijn de voertaal was. Maar er waren ook veel thuisbrouwers, voornamelijk vrouwen. Zij maakten thuis bier met een laag alcoholpercentage, waar het hele gezin, ook de kids, van dronk. Ten slotte: sommige taalkundigen denken dat bier is afgeleid van brouwen, dat enigszins hetzelfde klinkt als het Germaanse begrip bewwu (‘gerst’). (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Monniken brouwden bier om in hun levensonderhoud te voorzien. Daarnaast was bier het enige betaalbare veilige alternatief voor water, omdat bij het brouwen van bier de wort gekookt wordt en zo de schadelijke micro-organismen worden gedood. Dit was bij gewoon drinkwater niet het geval en men had in die tijd nog niet door dat het koken hiervoor zorgde. Inmiddels was de stap van het broodbakken overgeslagen, maar er waren toch nog aanzienlijke verschillen met het bier van tegenwoordig. Destijds maakte men namelijk geen gebruik van hop, maar van gruit. Dit is een kruidenmengsel dat ongeveer hetzelfde effect moet hebben gehad op het brouwsel als hop. Welke kruiden er precies gebruikt werden in gruit is niet bekend, maar men is vrij zeker dat gagel een belangrijk bestanddeel was. (http://www.bieratlas.nl/bier/geschiedenis-van-bier.html)

Bier was in de middeleeuwen net zo normaal als frisdrank in de 21e eeuw.  (https://www.scover.nl/geschiedenis-van-bier)

Vooral sinds de Middeleeuwen heeft bier zich ontwikkeld tot een heerlijke drank met talrijke smaakvariaties....In de Middeleeuwen dronken mensen niet alleen bier tijdens feestelijke en religieuze bijeenkomsten, maar ook om infecties en ziekten te vermijden. Het drinken van bier was veilig, in tegenstelling tot het drinken van water. Het kookproces en de ontstane alcohol vernietigden namelijk de ziektekiemen. Middeleeuwse brouwers gebruikten diverse granen, waaronder tarwe, rogge en haver. Later werd gerst het favoriete graan. Gerst is van alle granen het gemakkelijkst te mouten. Het bevat ook veel zetmeel dat tijdens het brouwproces omgezet kan worden in alcohol. (https://www.gall.nl/ontdek/bier/bier-een-rijke-geschiedenis/)

In de 12e eeuw werd tijdens het brouwproces gruit (‘gruyt’) gebruikt. Gruit was een kruidenmengsel met als hoofdingrediënten gagel, salie en rozemarijn. Gruit remde de groei van bacteriën af. Het bier was daardoor langer houdbaar waardoor veel brouwerijen de kruiden wilden gebruiken. Daar maakten de landheren gretig gebruik van door het ‘gruytrecht’ in te voeren. Aangezien de kruiden op hun land groeiden, konden zij door accijnsheffing extra geld opstrijken. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historisch-bier-brouwen-van-middeleeuws-gruytbier-tot-pils)

In de middeleeuwen werd bier gebrouwen met kruidenmengsels die in het Middelnederlandsch Woordenboek grute, gruyte, gruut, gruyt of gruet worden genoemd. Net zoals hop werd gruit toegevoegd om een tweevoudige reden: bier langer houdbaar maken en smaak geven. In Vlaanderen en Brabant was gagel eertijds het hoofdbestanddeel van gruit. Meer nog: een combinatie van archiefstudie en archeologie heeft opgehelderd dat gagel tot in de 13e eeuw het belangrijkste bierkruid was in heel Atlantisch Europa.[9] De voorkeur voor deze regio is geen toeval aangezien gagel goed gedijde in de aldaar uitgestrekte natte heidegebieden van weleer. Er was echter een belangrijke medespeler op de markt van de bierkruiden: het succes van hop als conserveermiddel in bier was immers al sinds de 9e eeuw bekend maar ook als smaakmaker. Voor plaatselijke heren - zoals de heren van Gruuthuuse in de streek rond Brugge - was gruit een bron van inkomsten. Het gevolg hiervan was dat voor de mengsels van bierkruiden een belasting moest worden betaald: het gruitrecht.[10] Een ander gevolg was dat de gruitrecepten goed bewaarde geheimen bleven van monopoliehouders (de "gruitheren") die hophandelaars als concurrenten probeerden te weren.[11] De rivaliteit en juridische strijd tussen gruitheren en hophandelaars zou eeuwenlang voortduren, maar in 1364 moest Karel IV al toegeven dat de Novus Modus Fermentandi Cervisiam ("Nieuwe methode om bier te brouwen") in het Sticht Utrecht al dertig à veertig jaar overheerste.[12] Vanaf de 15e tot de 18e eeuw zou Vlaanderen - met een klemtoon op de zuidelijke Westhoek en de Denderstreek - de "hoptuin" van Europa worden.[13] Ook in alle andere delen van West-Europa - en zeker vanaf de 18e eeuw - zou hop het pleit winnen van gagel.[9] Het waarom van de triomf van hop blijft onzeker. Gehopte bieren zouden beter bewaren en daardoor beter geschikt zijn voor transport. Of gewoon lekkerder worden bevonden. Maar er kunnen ook "minder eerlijke" beweegredenen een rol hebben gespeeld. Feit is dat er destijds heel wat gagelgeruchten de ronde deden. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

Vaak brouwden huisvrouwen ook iets meer dan wat volstond voor de eigen behoeften. Dus werd de overproductie verkocht. Ofwel aan de plaatselijke herberg ofwel gewoon thuis. Vrouwen verpatsten ook hun teveel op de drempel van hun huisdeur. Die huisbrouwsters – Alewives in Engeland – startten zo een eigen lucratief handeltje. ... Alewife verschijnt als woord voor het eerst schriftelijk in 1393. Rond de benen van die ‘biervrouw’ kronkelden katten. Die viervoeters werden in huis gehaald om de muizen uit het biergraan te weren. Om aan te geven dat er een bier voorradig was, plaatsten deze doortastende brouwsters een bezemsteel aan de voordeur. Gegadigden wisten dan waar ze zich konden laven. De bezemsteel was in middeleeuws Engeland een teken van een huishoudelijk handeltje. Om hun waar te verkopen, beperkten de Alewives zich niet tot het thuisfront maar trokken ze ook naar markten met hun biertonnetje. Om op te vallen in de menigte, droegen de dametjes daarbij een hoge, zwarte punthoek die boven de hoofden uitstak. (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

De eerste belangrijke verandering gedurende de Middeleeuwen was dus de overstap van gruit (gruyt, grutte: een plantenmengsel om bier aroma te geven) naar gebruik van de hopplant. Gruyt bestond uit gagel, salie en rozemarijn. Deze kruiden gaven het bier smaak en zorgden voor een betere houdbaarheid. In de tijd van het feodalisme hadden Frankische landheren, de clerus en de Germaanse aristocratie een monopolie op de productie van gruit. De adel hief er flinke belasting op, waardoor ze hoge inkomsten kreeg. Vanaf de negende eeuw kwam hop langzaam op als alternatief voor gruit. Hop neutraliseerde bacteriën beter, bevatte veel vitamine B en zorgde voor een betere conservering dan gruit. De eerste vermelding van het gebruik van hop komt uit 835 uit een Normandische abdij. Duitse kloosters namen het hopgebruik daarna snel over. Met name vanaf de dertiende eeuw nam het hopgebruik enorm toe en werd het de basis van de meeste bieren. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De Renaissance was een gouden tijd voor brouwers. Gedurende die tijd waren brouwers rijke burgers die een hoog aanzien genoten. Vaak waren ze alleen eigenaar van de brouwerij en lieten ze het brouwen aan iemand anders over. Later kreeg bier veel concurentie van koffie en thee, maar de drank bleef relatief populair. (http://www.bieratlas.nl/bier/geschiedenis-van-bier.html)

Aan het begin van de 14e eeuw raakten de Nederlandse brouwers geïnspireerd door hun Duitse collega’s en begonnen ook met het maken van hopbier. Hop doodde de bacteriën, was rijk aan vitamine B en was langer houdbaar dan gruitbier. Bier met hop werd dan ook de gangbare drank tijdens lange scheepsreizen. De landheren zagen hun accijnsinkomsten door de opkomst van hop drastisch dalen, waarna zij een poging deden om de invoer van hopbier te verbieden. Dit was echter onhaalbaar, waardoor ook hopbier onder het gruitrecht belast werd. In 1460 werd ‘gruytrecht’ dan ook al ‘hoppesijs’ (hopaccijns) genoemd. De accijnzen leverden hoogstwaarschijnlijk flink wat op. Rond 1500 dronk de Europese inwoner gemiddeld 300 tot 440 liter bier per jaar. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historisch-bier-brouwen-van-middeleeuws-gruytbier-tot-pils)

In de Middeleeuwen was bier een heel populaire drank. In de late Middeleeuwen zien we de eerste grote brouwerijen ontstaan. De gewone man, vrouw en zelfs kind dronk bier echter niet zozeer voor de gezelligheid of het plezier. Het was een manier om op een gezonde en voedzame manier voldoende te drinken. (https://www.trollekelder.be/bier-in-de-middeleeuwen-van-functionele-drank-naar-smaakmaker/)

Voor het gewone volk was bier in de middeleeuwen de gebruikelijke drank. Het was veiliger dan water, omdat het water in de steden vaak vervuild was, terwijl bier bij de bereiding gekookt en gefilterd werd.[bron?] Bovendien was bier voedzaam: het bevatte graan en de gist was rijk aan vitamine B en andere nodige stoffen. De bierconsumptie was in de middeleeuwen dan ook zeer hoog: in de Lage Landen dronk men zo'n 300 liter bier per persoon per jaar. Ter vergelijking: in de jaren negentig van de 20e eeuw werd in Nederland jaarlijks meer dan 90 liter bier per persoon gedronken, in 2013 dronk een Nederlander gemiddeld 72 liter bier per jaar.[5] Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het middeleeuwse bier vrij weinig alcohol bevatte.[6] (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

Gedurende de middeleeuwen waren de commerciële brouwerijen steeds meer in opkomst. Sommige steden kenden wel 100 brouwerijen. Bekende brouwsteden waren Amersfoort, Delft, Haarlem en Gouda. De commerciële brouwers verenigden zich in brouwersgilden en waren de machtigste kooplieden in de stad of streek. Er wordt zelfs beweerd dat de Tachtig Jarige Oorlog voor een groot gedeelte gefinancierd werd door bieraccijnzen, oftewel; je moest in die periode drinken voor je vrijheid. In de kloosters en abdijen werd in de loop der jaren het brouwen van bier steeds verder geperfectioneerd. Hoogstwaarschijnlijk komt daar ook het idee vandaan om gruit te vervangen voor hop. Bier met hop smaakt veel lekkerder en door de toevoeging van hop bederft het bier ook minder snel. Commerciële brouwers zagen hier uiteraard wel perspectief in, omdat bier hierdoor ook geschikt werd voor de export. Het gebruik van hop werd een lange tijd nog tegengehouden door de houders van gruitrecht; zonder gruit verdienden ze niks. Wanneer de belasting op gruit werd omgezet naar belasting op gebrouwen liters bier, was er geen houden meer aan. Vanaf de 15e eeuw werd bijna alleen nog maar bier met hop gebrouwen. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Tussen 1300 en 1600 zien we dat bier heel dikwijls thuis gebrouwen werd. De vrouwen waren de brouwers van dienst. De smaak van het bier was toen niet zo belangrijk en ook het alcoholpercentage was beperkt. Het was dus veeleer een functionele drank. (https://www.trollekelder.be/bier-in-de-middeleeuwen-van-functionele-drank-naar-smaakmaker/)

Gedurende de 14e en 15e eeuw veranderde het brouwen van een familieactiviteit die thuis plaatsvond, naar een ambacht. Kroegen en kloosters brouwen hun eigen bier voor massa consumptie (https://www.biernet.nl/algemeen/bier-geschiedenis)

In de Middeleeuwen verenigden de brouwers zich in gilden. In de Lage Landen vormden zij machtige groepen die accijnzen betaalden aan de vorst, met als gevolg dat de vorst ook rekening met hen moest houden. Het Brouwershuis op de Grote Markt in Brussel, waar vandaag de Confederatie der Brouwerijen van België alsook een biermuseum gevestigd zijn, getuigt nog van de vroegere welvaart die de brouwersgilden genoten in de Middeleeuwen. Het brouwen binnen corporatieve gilden leidde tot het gebruik van bepaalde brouwrecepten in bepaalde gebieden. Zo ontstonden de verschillende streekbieren, met elk hun typische smaak. Dat liet eveneens toe dat op bieren die uit andere streken werden ingevoerd, belastingen konden geheven worden. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

De professionalisering van het bierbrouwen die in de middeleeuwen was begonnen, zette door. Schaalvergroting was het gevolg. Er werd niet langer voor eigen kring geproduceerd maar er werd ingezet op de handel. Vooral in Hollandse steden als Delft, Leiden, Haarlem en Amsterdam werd commercieel bier gebrouwen en verhandeld. De Hollandse brouwers begonnen ook stijlen uit andere landen te kopiëren om goed bij de afzetmarkt aan te kunnen sluiten: zo begon men o.a. Luiks bier te brouwen, en in de negentiende eeuw lambiek en stout. Buiten de handelscentra bleef de kleine brouwer echter bestaan. Vooral in België en het zuiden van Duitsland ontwikkelden zich eigen, min of meer geïsoleerde bierculturen. Typisch voor Beieren was het in 1516 ingevoerde Reinheitsgebot, dat bepaalde dat bier alleen uit water, graan en hop mocht bestaan. Voor de vergisting werd het restproduct van de voorgaande brouw toegevoegd. Hiermee werd voorkomen dat brouwers hun bier kleurden met gevaarlijke producten als pek of verf, wat gemeengoed was, en dat er met het graan werd geknoeid. Hoewel het Reinheitsgebot de consument moest dienen, betekende het ook een beperking: fruitbieren konden bijvoorbeeld niet meer gebrouwen worden. In de 19e en 20e eeuw zou het Reinheitsgebot geleidelijk in heel Duitsland ingevoerd worden, wat verwoestende gevolgen had voor de Noord-Duitse biercultuur. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

Kloosterlingen speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van het bier. Bier, gemaakt van graan, werd gezien als een geschenk van God. De monniken brouwden niet alleen bier voor zichzelf, maar ook voor reizigers en pelgrims. Ze maakten meestal 2 soorten bier: bier met veel alcohol voor de paters en de gasten, en lichtere bieren voor de zusters. Monniken in Midden-Europa waren waarschijnlijk de eersten die hop aan het bier toevoegden. Zo bleef het langer houdbaar. Ze gebruikten ook kruiden om het bier speciale smaakjes te geven. Veel gewone mensen brouwden ook thuis hun eigen bier. De meest succesvolle families legden zich helemaal toe op het brouwen en begonnen brouwerijen. Ze verkochten hun bier aan het publiek, kroegen en herbergen. (https://www.gall.nl/ontdek/bier/bier-een-rijke-geschiedenis/)

Vanaf de elfde eeuw ontstonden in Europa de eerste professionele bierbrouwerijen, aanvankelijk hoofdzakelijk in kloosters en abdijen. Een van de eerste – en de oudste nog bestaande brouwerij – is de Bayerische Staatsbrauerei Weihenstephan in de plaats Freising, Beieren, in het Heilige Roomse Rijk. Deze brouwerij begon in 1040 in een Benedictijns klooster met bierbrouwen. Vooral vanaf de dertiende eeuw, toen ook het actieve gistingsproces gebruikt ging worden en hop steeds vaker toegepast werd, ontstonden er veel brouwerijen in Europa. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Vanaf de twaalfde eeuw kwamen in Europa ook de universiteiten op, die zorgden voor en nieuw drinkpubliek: de studenten. Typerend is dat typische universiteitssteden vol stonden met biergelegenheden en brouwerijen. De Engelse stad Oxford telde rond 1330 al meer dan tweehonderd bierhuizen. En een stad als Parijs had rond 1200 al meer dan dertig brouwerijen. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Jan I werd in 1253 geboren in Leuven. Hij werd de hertog van Brabant en van Limburg. Zijn eerste vrouw was Margaretha, een dochter van Lodewijk IX van Frankrijk. Ze stierf in 1271, terwijl ze nog geen jaar getrouwd waren. Als hertog trad hij sterk op en hij vergrootte zijn territorium. De administratie van zijn vorstendom werd verbeterd en hij voerde landrechten in. Wegens zijn territoriale ambities kwam hij echter in conflict met de machtige aartsbisschop van Keulen, die ook op het gebied tussen de Maas en de Rijn aasde. ... Jan verkreeg de financiële steun van de Brabantse steden, omdat ze blij waren met zijn agressieve politiek. Zijn belangrijkste aanwinst was het hertogdom Limburg. Hij kocht het opvolgingsrecht over nadat de kinderloze hertogin Irmgard van Limburg in 1283 was overleden. Er brak wel verzet uit tegen de overname, maar tijdens de Slag bij Woeringen (5 juni 1288) werden de opstandelingen verslagen.... Ook staat Jan bekend als levensgenieter en muziekliefhebber. Hij schreef zelf minneliederen en luisterde graag naar zang en dichtkunst. In de Brabantse volkslegenden wordt hertog Jan vooral omschreven als een gulle en goedlachse vorst, met een liefde voor eten en drank. Na de Slag bij Woeringen zou Jan enorm veel bier hebben geschonken tijdens een groot overwinningsfeest. Volgens sommigen stond hij model voor de mythische bierkoning Gambrinus. De verhalen rondom Jan zorgden er dus voor dat hij door sommigen onterecht werd bestempeld als de uitvinder van het bier. ... Hertog Jan wordt naast het Nederlandse biermerk ook afgebeeld op het Belgische bier Primus. De legende van hertog Jan als stevige bierdrinker leidde ertoe dat sommigen dachten dat hij het bier had uitgevonden. Het spreekt ook tot de verbeelding dat Germanen het bier zouden hebben uitgevonden. Deze Noord-Europeanen werden namelijk door de Romeinen al beschouwd als drankschuiten. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/uitvinding-van-het-bier)

Een belangrijke ontwikkeling was verder nog dat na de Zwarte Dood (1347-1352) steeds meer mensen bier gingen drinken omdat dit zuiverder was dan water en meer weerstand bood bij pandemieën. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

In de late middeleeuwen treedt bovendien een maatschappelijke verschuiving op. De pandemie van de zwarte pest van 1347-1350 woedt in Europa en een nieuwe wereldorde en –economie ontstaat. Steden worden groter en belangrijker. Vrouwelijke brouwsters doen het goed. Hun tippling & tapping geeft hun een financiële onafhankelijkheid, dus een zekere maatschappelijke rol en macht, vooral aan ongehuwde vrouwen en weduwen. Maar ambachten en gilden professionaliseren en brouwerijen ‘vermannelijken’. Brouwerijen worden ook opgeslokt in het ambachtssysteem en vrouwen worden er zoveel mogelijk uit geweerd. In de 14e-15e eeuw moesten de huiselijke producenten, dus de vrouwen, opboksen tegen een meer gekapitaliseerd systeem. Vrouwen die hun hoofd boven water – of bier – wisten te houden, waren meestal dochters of weduwes van een (mannelijke) brouwer. De andere vrouwelijke brouwsters werden kopje onder geduwd door de… moderne tijden. (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

In 1420 bepaalde Jan IV, hertog van Brabant dat meer tarwe moest toegevoegd worden om de kwaliteit te verbeteren. In 1559 stelde de stadsontvanger van Halle, de centrale plaats in de Zennevallei, dat bij 10 maten gerst 6 maten of 37,50% tarwe moest gevoegd worden. Vandaag moet ten minste 30% tarwe toegevoegd worden; de meeste ambachtelijke brouwers voegen tot 35% toe. (https://historiek.net/geuze-het-enige-niet-gebrouwen-bier-ter-wereld/14204/)

Haarlem was immers een belangrijke brouwersstad. Zoals ook blijkt uit het gedegen en gedocumenteerd proefschrift Brouwen, branden en bedienen. Werkende vrouwen in de Nederlandse dranknijverheid, 1500-1800 van Marjolein van Dekken (Universiteit Utrecht 2009): “Haarlem vormde, samen met Delft en Gouda, in het laatmiddeleeuwse Holland het centrum van de brouwnijverheid. Het hoogtepunt van de bierproductie in Haarlem viel in de periode 1430-1443. In de tweede helft van de vijftiende eeuw liep de productie sterk terug. Dit kwam door de grote schaarste aan graan, dat door onlusten in de Zuidelijke Nederlanden niet meer uit Frankrijk aangevoerd kon worden. Tevens werden de accijnzen op bier verdubbeld omdat de stad, door de opleving van de buitenlandse oorlogen en boerenopstanden in Holland, in financiële nood was gekomen. Pas aan het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw nam de bierproductie weer toe.” (https://historiek.net/vrouwen-brouwen-al-sinds-mensenheugenis-bier/140158/)

In 1516 werd het Reinheitsgebot ingevoerd in Beieren wat inhield dat er alleen met gerst, hop en water gebrouwd mocht worden. De kwaliteit van het bier werd met de maatregel gegarandeerd en er bleven voldoende andere granen (zoals rogge) over zodat bakkerijen genoeg brood konden bakken. De hertog van Beieren was tevens de grootste leverancier van gerst en haalde daardoor een flinke winst op door deze maatregel. Later werd het Reinheitsgebot geleidelijk ingevoerd in de rest van de Duitse gebieden. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historisch-bier-brouwen-van-middeleeuws-gruytbier-tot-pils)

Een belangrijke startgebeurtenis was de invoering van het Duitse Reinheitsgebot op 23 april 1516, ingesteld door keurvorst Wilhelm IV. Aanvankelijk gold de prohibitie alleen in Beieren, maar in de twintigste eeuw in heel Duitsland. Deze regelgeving bepaalde dat bier alleen gemaakt mocht worden met water, graan en hop. Zo wilde men voorkomen dat bierbrouwers hun gerstenat mooier kleurden met gevaarlijke ‘ingrediënten’ als pek of verf, wat veel gebeurde, of dat brouwers met de graankwaliteit knoeiden. In de tijd van de Reformatie (vanaf 1517) sprak de Duitse hervormer Maarten Luther zich, om een bijzondere reden, positief uit over bier: “Wie bier drinkt, valt snel in slaap. Wie lang slaapt, zondigt niet en wie niet zondigt komt in de hemel. Laten we dus bier drinken.” (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Wie bier drinkt, valt snel in slaap. Wie lang slaapt, zondigt niet en wie niet zondigt komt in de hemel. Laten we dus bier drinken.” – Maarten Luther, ca. 1520 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Het Duitse zuiverheidsgebod voor bier wordt beschouwd als de oudste warenwet ter wereld. Deze oude wet bepaalde dat bier alleen gemout gerst, water en hop mocht bevatten. Daarnaast was het gebruik van kruiden en vruchten verboden. Werd van deze regels afgeweken, dan was officieel geen sprake van bier. De Duitse wet werd voor het eerst ingevoerd in 1516, in het toenmalige hertogdom Beieren. Maar ook andere gebieden en steden voerden de wet in de periode hierna in. ... Het gebruik van gist was oorspronkelijk ook niet toegestaan. In de zeventiende eeuw veranderde dat. Het Reinheitsgebot zorgde in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor enige commotie. Vanwege de regels was de import van buitenlands bier in Duitsland namelijk verboden. In 1984 werd hierover officieel een klacht ingediend bij de Europese Commissie. Drie jaar later bepaalde het Europese Hof dat het verbod het geldende vrije handelsverkeer binnen Europa onrechtmatig beperkte. Bieren mochten hierdoor vanaf dat moment gewoon geëxporteerd worden naar Duitsland. Het Reinheitsgebot kwam daarmee feitelijk te vervallen. ... Duitse bierbrouwers gebruiken het “Reinheitsgebot” tegenwoordig vooral als een marketinginstrument en vermelden het trots op hun flessen als ze aan de regels voldoen. Eind 2013 probeerde de Duitse brouwersfederatie het Reinheitsgebot op de lijst van “immaterieel cultureel erfgoed” van de UNESCO te krijgen. Die poging mislukte. (https://historiek.net/duitse-reinheitsgebot-bier-betekenis/82633/)

In de zestiende eeuw droegen de Spaanse soldaten in de Nederlanden een veldfles aan de gordel. In de buik van die fles was er een scheiding, in de ene holte werd water bewaard, in de andere wijn. En wegens die dubbele inhoud noemden de soldeniers hun veldfles, en meteen de drank el ambiguo, een half en half. Ook de geuzen, de bos- en watergeuzen droegen een veldfles, of wat er dienst moest voor doen, want rijk waren de opstandelingen in de vrijheidsoorlog tegen Spanje niet. Zij droegen bier aan de gordel. Maar wat gebeurde door de lange marsen, door het lopen in de zon, door het schudden van het bier op een bepaalde temperatuur ? Dat bier begon opnieuw te gisten, het kreeg een tweede gisting op de fles. En dit is juist wat geuze van andere bieren onderscheidt. En de geuzen proefden aan die vreemde, rinse drank, met die in den beginne dubbelzinnige smaak, en ze noemden hun veldfles met het dubbelgegiste bier daarin hun geuze-el ambiguo, hun geuzen-veldflesdrank, hun geuzen-lambiek. Een mooi, geïnspireerde uitleg van Van Duinkerken, maar helaas niet de ware. Want geuze, zoals wij die kennen en drinken, kan zeker niet lang vóór 1830 hebben bestaan, omdat de flessenindustrie als zodanig op die schaal niet bestond. De lambiek, (…) de jonge en de oude lambiek in tonnen en vaten, en die werd getapt in kruiken en pinten, die bestaan waarschijnlijk al eeuwen, al zijn de namen niet zó erg oud. (https://historiek.net/geuze-het-enige-niet-gebrouwen-bier-ter-wereld/14204/)

Beide schrijvers hebben het over geuzen-lambiek, een bier, gehad. Of beter gezegd over twee bieren: lambiek dat hoewel niet onder die naam, zeker sinds de zestiende eeuw bestaat, en geuze dat niet gebrouwen wordt. Zonder lambiek zou er van geuze geen sprake zijn. Het bier is typisch voor de streek ten zuidwesten van Brussel en Brussel zelf. Beide streken worden door de Zenne doorsneden. Lambiek is dan ook eigen aan de Zennevallei stroomopwaarts van Brussel.... Geuze, ook wel gueuze wat eigenlijk de Franse schrijfwijze is, geschreven, wordt niet gebrouwen, maar gestoken. Een lambiekbrouwer uit de Geuzestraat te Brussel wilde lambiek leveren aan privé-personen omdat het voor hen wegens plaatsgebrek niet praktisch was om een vat lambiek te laten leveren. Hij vulde daarom lege champagneflessen met lambiek. Hij merkte op dat het product bij consumptie helderder was en schuimde: dit was het resultaat van hergisting van lambiek op fles. Een naam was snel gevonden. Naar de plaats van oorsprong had men het over geuzelambiek die kortweg geuze genoemd werd. Inwoners van de Zennevallei hebben het lang geleden over flessenlambiek gehad. In tegenstelling tot lambiek die zeker vijf eeuwen bestaat, is er van geuze slechts sprake sinds halverwege de negentiende eeuw. (https://historiek.net/geuze-het-enige-niet-gebrouwen-bier-ter-wereld/14204/)

Vanaf de 16e eeuw namen Europese immigranten hun kennis van het bierbrouwen mee naar Amerika, Canada en andere kolonies. De Amerikaanse Drooglegging en de Eerste en Tweede Wereldoorlog veroorzaakten enkele dieptepunten in de kwaliteit en beschikbaarheid van bier. Vanaf de jaren ’50 en ’60 fuseerden veel kleine brouwerijen tot enkele grote brouwerijgroepen, die tot op heden aan de top staan van de nationale en internationale markt. (https://www.gall.nl/ontdek/bier/bier-een-rijke-geschiedenis/)

Naast de regel “Ora et Labora”, hetgeen zoveel betekent als ‘bid en werk’, hielden heel wat kloostergemeenschappen er in onze contreien een eerder wereldse hobby op na, namelijk het brouwen van gerstenat.... De Trappisten zijn een religieuze orde, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de zesde eeuw van de jaartelling, toen Benedictus van Nursia (480-547) zijn kloosterregel, Regula Benedicti, over contemplatie en arbeid begon neer te schrijven in het door hem gestichte Benedictijnenklooster Montecassino in Italië. Zijn volgelingen zwermden over zowat gans Europa uit, maar onvrede en geloofsperikelen zorgden ervoor dat zich in 1098 zich een aantal monniken onder leiding van Robert van Molesme afscheidden en een nieuwe orde vormden: de Cisterciënzers, genoemd naar hun eerste klooster te Cîteaux in Bourgondië. Rond het einde van de zestiende eeuw begon het ook in deze orde te rommelen. De commanditaire abt1 Octavo Arnolfini voerde een streng beleid waarbij bijvoorbeeld vlees eten verboden was. Hij en zijn volgelingen werden dan ook ‘abstinenten’ genoemd. Later kreeg deze hervorming bekendheid onder de naam ‘strikte obediëntie’. Vanaf 1664 ontstond onder impuls van abt Armand Jean le Bouthillier de Rancé (1626-1700) binnen de Cisterciënzers de definitieve strekking die de regel van Benedictus zeer streng wou naleven. Zij kregen al heel snel de naam Trappisten, verwijzend naar hun abdij “Notre-Dame de la Grande Trappe” in Normandië. Uiteindelijk erkende Paus Alexander VII (1599-1667) binnen de Cisterciënzers twee observanties, de ‘gewone’ en de ‘strikte’.... De oudste geschreven verwijzing naar het brouwen van bier in kloosters of abdijen gaat terug tot 820 en voert ons naar de Benedictijnenabdij in het Zwitserse Sankt Gallen. Uit de bouwplannen van de abdij kan uitgemaakt worden dat de monniken toen al beschikten over een mouterij en brouwerij. In de daarop volgende eeuwen verspreidde deze lucratieve bezigheid zich over bijna alle abdijen in Europa, tot hier in 1796 met de Franse revolutie een abrupt einde aan kwam. (https://historiek.net/monniken-en-meesterbrouwers/7982/)

Een nog grotere klap voor kloosters en abdijen als bierproducenten was de tijd van de Franse Revolutie (1789-1799), toen met name in Frankrijk duizenden kloosters verwoest werden en de stedelijke brouwerijen nog meer macht kregen. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De Franse Omwenteling (1792-1794) betekende het einde van de kapitaalkrachtige brouwersgilden. Tegelijkertijd werd menig klooster vernield en daarmee ging ook een groot deel van de brouwersactiviteiten binnen de kloostermuren verloren. Aan de economische chaos waarin België verzeilde, werd een eind gemaakt door Napoleon. Nadien konden lokale brouwerijen hun activiteiten langzaam heropstarten. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

Echt grote ontwikkelingen in het maken van bier deden zich weer voor vanaf de achttiende eeuw, toen de Verlichting en de Industriële Revolutie tot nieuwe uitvindingen leidden. Belangrijk was bijvoorbeeld de uitvinding van de thermometer in 1760 en de hydrometer in 1770, waardoor het brouwproces verder verbeterd en gemoderniseerd kon worden. James Watt’s verbeterde versie, uit 1769, van de stoommachine van Newcomen, vormde het startschot van de industriële massaproductie van bier. Een van de eerste stoommachines die gebruikt werd voor bierbrouwen, deze werkte op kolen, ging in 1784 in bedrijf in de Londense brouwerij van Henry Goodwin en Samuel Whitbread. Deze brouwerij werd, samen met Meux & Co’s Horse Shoe Brewery, een van de grootste Engelse bierbrouwers die vooral porter, een donker bier, brouwde. Op 17 oktober 1814 deed zich in laatstgenoemde brouwerij een ramp voor, toen meerdere biersilo’s van ruim 6 meter hoog kapot knapten en een biervloed ontstond. Deze Londen Beer Flood kostte aan acht mensen het leven. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Bier is het onomstotelijke bewijs dat God van ons houdt en wil dat we gelukkig zijn.” – Benjamin Franklin, Amerikaanse schrijver, uitvinder en politicus, ca. 1770 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Bier verzacht, wanneer het met mate wordt gedronken, het gemoed, maakt de geest vrolijk en verbetert de gezondheid.” – Thomas Jefferson, 3e Amerikaanse president, ca. 1780 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Na een overwinning verdien je bier. Na een nederlaag heb je het nodig.” – Napoleon Bonaparte, Frans generaal en keizer, ca.1800 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Ons volk zou krachtiger en gelukkiger zijn, indien het gebruik van jenever door dat van bier verdrongen en dit laatste in geheel het Rijk weder de algemeene volksdrank wierd.” – uitspraak van een Nederlandse politicus in de Tweede Kamer, 1863 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

“Het is een basisbehoefte van de Duitsers om bij het bier drinken slecht over de regering te praten.” – Otto von Bismarck in de Rijksdag, 12 juni 1882 (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Tijdens de 17e en 18e eeuw nam de bierconsumptie flink af, mede door de invoer van nieuwe accijnzen. Abdijen hoefden echter geen extra belasting te betalen, waardoor zij zware bieren met een hoog alcoholpercentage mochten brouwen. Steden zoals Hoegaarden en Lembeek waren ook vrij van heffing. Een groot aantal bierbrouwerijen vestigden zich dan ook in die omgeving. Na de Franse Revolutie werden de belastingvoordelen voor abdijen en bepaalde steden echter afgeschaft en nieuwe ‘exotische’ dranken zoals koffie, thee en cacao werden steeds meer gedronken en wonnen aan populariteit. In de 19e eeuw raakte Europa echter al snel bekend met het lage gistingsbier uit de Tsjechische plaats Pilzen, waarna het pilsbier razend populair werd. (https://isgeschiedenis.nl/nieuws/historisch-bier-brouwen-van-middeleeuws-gruytbier-tot-pils)


Het bier dat tot die tijd gebrouwen werd was altijd bovengistend en vaak van wisselende kwaliteit. In 1838 dumpten inwoners hele vaten Tsjechisch bier vanwege de slechte kwaliteit. In 1839 werd er besloten dat de stad een eigen brouwerij nodig had. Daarom werd de Burgess' Brouwerij gebouwd, tegenwoordig Plzeňský Prazdroj (rechts), en deze bestaat nog steeds. Deze brouwerij ging bier brouwen volgens de Beierse methode. Dit hield in dat het bier koud werd gelagerd en dat er ondergisten werden gebruikt. Dit bevorderde de helderheid, smaak en houdbaarheid van het bier. Het eerste pilsener werd in 1842 geproduceerd en zorde voor een sensatie. Bijkomend voordeel was de glasindustrie in Plzeň. Het drinkgerei werd van glas gemaakt en zo was het heldere goudblonde bier mooi te bewonderen. Voor de koele lagering werd het bier opgeslagen in de grotten rond de stad. Dit veranderde in 1879 tot de Duitser Carl von Linde een koelmachine uitvond. Hierdoor kon het bier ook langer bewaard worden en worden getransporteerd. Tevens konden andere brouwerijen nu het bier uit Plzeň namaken en zo begon de opmars van het pilsener. (http://www.bieratlas.nl/bier/geschiedenis-van-bier.html)

Een andere belangrijke ontwikkeling was de totstandkoming van het fenomeen pils. In 1842 werd in Pilzen, Tsjechië, door brouwer Josef Groll het pils uitgevonden, ook bekend als gouden lager pils of pilsner. Pils is een biersoort die tot stand komt via ondergisting en niet door bovengisting. Pils wordt ook wel lager genoemd, omdat het bij lagere temperaturen, namelijk tussen 8 en 15 graden Celsius, vergist wordt. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

De Tsjechen vergeten hun pils te patenteren en het recept raakt vogelvrij. (https://npokennis.nl/longread/7890/biertje-een-korte-geschiedenis-van-een-heel-oud-drankje)

Een nieuw ontwikkeling deed zich voor vanaf 1856, toen voor het eerst een koelmachine (in 1835 ontworpen door Jacob Perkins) voor bier gebruikt werd. In 1873 bracht de Duitse uitvinder Carl von Linde een verbeterde koelmachine voor bierbrouwers op de markt, die vergisting bij constante lage temperaturen mogelijk maakte. Dat was ideaal, want voortaan kon lagerbier (pils) het hele jaar door gebrouwen worden en niet alleen in de wintermaanden. Rond 1890 had Von Linde inmiddels zo’n 750 van deze machines verkocht aan vooral brouwerijen. De ontwikkelingen volgden zich in de negentiende eeuw in snel tempo op. Rond 1870 ontdekte de Franse wetenschapper Louis Pasteur de werking van gist. Het boek dat hij publiceerde over dit thema heette Etudes sur la bière (Studie naar bier). Pasteur ontdekte dat als bier vóór het afvullen verhit wordt tot een temperatuur van 70 tot 80 graden Celsius, schadelijke bacteriën en de gist sterven, waardoor bier langer houdbaar en beter van smaak blijft. Dit proces noemt men nog steeds pasteuriseren. In 1883 slaagde de Deen Emil Christian Hansen er in om een methodiek voor reincultuur te ontwikkelen. Dit is een gistcultuur die bestaat uit één soort gistcellen en ervoor zorgt dat bier nog constanter van kwaliteit is. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

1880 is een keerpunt in de geschiedenis van het bier. De Franse natuurkundige Louis Pasteur geeft het brouwen van bier een definitieve wending. De smaak van bier wordt bepaald door de gisting: gistcellen zetten de suikers om in alcohol. Deze gisting gebeurde aanvankelijk spontaan, zodat het onmogelijk was om de smaak vooraf te bepalen. De brouwers konden alleen maar hopen dat het eindproduct in de smaak zou vallen. Louis Pasteur (1822 - 1895) ontdekte dat er verschillende soorten gistcellen voorkomen en dat niet alle gisten even geschikt zijn voor een goede gisting en bijgevolg een optimale smaak van het bier. Aldus ging men op zoek naar de meest geschikte gistfamilies voor het brouwproces. Door deze steeds voort te kweken, konden brouwers keer op keer dezelfde gisting en dus bier met dezelfde smaak bereiken. Pasteur ontdekte bovendien dat het mogelijk was dranken te bewaren door ze te verhitten tot 70°C. Bij die temperatuur worden alle aanwezige micro-organismen geïnactiveerd. Deze nieuwe techniek - die wij kennen onder de naam pasteurisatie - maakte het voortaan mogelijk om bier langere tijd te bewaren. Dankzij de kennis van Pasteur gingen de brouwerijen weer volop floreren. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

Een belangrijke ontwikkeling was de verbeterde koelmethode, die het veel gemakkelijker maakte ondergistend bier te brouwen – iets wat tot dan toe alleen in de winter mogelijk was geweest. Dit, en de ontwikkeling van een moderner opslagproces, leidde in 1839 in de Tsjechische stad Pilsen tot de uitvinding van het pilsener. Dit ondergistende bier vond al gauw in heel de wereld navolging en zou uitgroeien tot 's werelds meest getapte biertype.(https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

Zo rond 1870 ontdekte Louis Pasteur de werking van gist en het naar hem vernoemde pasteuriseren. Wanneer je bier voor het afvullen verhit tot een ongeveer 70 á 80 graden Celsius, dan sterven de gist en de bacteriën, zodat deze geen invloed meer kunnen uitoefenen op de smaak. Pasteur schreef hierover het boek “Etudes sur la bière” oftewel “Studie naar bier”. Op zich is het wel bijzonder te noemen dat een Fransman hierin voorop liep, daar Frankrijk van nature toch echt een wijnland is. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/)

Het verhaal gaat dat Pasteur dat boek schreef met een voorwoord erbij dat het niet in het Duits mocht worden vertaald. Het was bedoeld als wraak voor de Duitse bezetting van de Frans-Duitse oorlog in 1870. 

De Abdij van Westmalle (her)opgericht in 1804 geniet de eer om als eerste in 1836 bier, lees trappist, te brouwen, gevolgd door Westvleteren, gesticht in 1831 en die hun eerste brouwsel in 1839 op de markt brengen. Later, in 1863, volgden Chimay, nadien Rochefort in 1907, en vervolgens Orval en Achel in 1934. De abdij van Achel stopte haar brouwersactiviteiten in 1914, maar sinds 1998 wordt hier opnieuw trappistenbier gebrouwen..... De term abdijbier moet echter met de nodige voorzichtigheid benaderd worden. Zo start in 1954 de brouwerij Lootvoet uit Overijse met het brouwen van het bekende Leffe-bier2, genoemd naar een Norbertijnenklooster die ‘sensu strictu’ (in strikte zin) sinds 1793 niet meer bestaat.3 Vanaf 1958 brengt de brouwerij Maes de ‘Grimbergen’ op de markt, eveneens vernoemd naar een Norbertijnenabdij die eigenlijk in 1816 tot aan de grond werd afgebroken.4 De jongste jaren is de situatie nog erger geworden: iedere brouwerij wil wel een graantje meepikken en verwijst omwille van commerciële redenen naar een al dan niet meer bestaande abdij, maar…laat dit geen reden zijn om van al deze heerlijke bieren, zij het met mate, te proeven. (https://historiek.net/monniken-en-meesterbrouwers/7982/)

Gerard Adriaan Heineken kocht 15 februari 1863 de toen al 300 jaar oude stoombierbrouwerij Hooiberg aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam op. De industriële revolutie was in die tijd in volle gang en Heineken wist het bedrijf in korte tijd verder uit te bouwen. Op 16 december 1863 richtte hij Heineken & Co op. Het bedrijf groeide snel waardoor er binnen enkele jaren al een nieuwe brouwerij bij moest komen. De bouw van deze nieuwe brouwerij startte in 1867 aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Zes jaar werd er nog een brouwerij in gebruik genomen, op de Crooswijkse singel in Rotterdam. De maatschappij legde zich vanaf de beginjaren ook toe op export naar bijvoorbeeld Nederlands-Indië en Frankrijk. In 1873 werd de naam van de brouwerij gewijzigd in Heinekens Bierbrouwerij Maatschappij N.V.. ... Gerard Adriaan Heineken hechtte veel waarde aan de kwaliteit van het bier en zag al snel het belang in van de nieuwe manier van brouwen die in Duitsland was ontwikkeld. De trend daar was om over te stappen van bovengisting naar ondergisting. Heineken maakte verschillende reizen door Europa om de juiste grondstoffen voor deze nieuwe biertrend te vinden.... Heineken & Co kreeg een eigen laboratorium die de taak kreeg de kwaliteit van alle gebruikte grondstoffen te bewaken. Als hoofd van het laboratorium werd een leerling van de Franse scheikundige en bioloog Louis Pasteur aan: dr. Elion. Deze ontwikkelde het Heineken A-gist dat in 1886 klaar was voor gebruik. Nog altijd is dit gist een belangrijk bestanddeel van Heineken bier.(https://historiek.net/gerard-adriaan-heineken-ca-1841-1893/3836/)

Gerard Adriaan Heineken kwam in 1841 ter wereld in Amsterdam. Praktisch op hetzelfde moment schreef E.J. Potgieter, slechts een paar grachten verderop, zijn bekend geworden scherpe artikel ‘Jan, Jannetje en hun jongste kind’. In dit stuk bekritiseerde Potgieter de zijns inziens slappe en inspiratieloze tijdgeest in Nederland, aan de hand van het personage Jan Salie. Waar Jan Salie symbool stond voor slapheid en provincialisme, zou de naam Heineken – maar dat wist toen natuurlijk nog niemand – het uithangbord worden van het tegenovergestelde: de bruisende Hollandse handelsgeest. ... Gerard Heineken is de stamvader van het bierimperium Heineken. Als biermagnaat leverde hij een belangrijke bijdrage aan de economische en culturele opbloei van Amsterdam vanaf ongeveer 1870. ... In 1863 kocht Gerard, hij was 22 jaar, een oude vervallen brouwerij op: De Hooiberg. De brouwerij lag vlak achter de Nieuwe Kerk op de Dam, dichtbij zijn ouderlijk huis. Gerards startpositie was beroerd, want op dat moment was investeren in bier een riskante onderneming en Gerard stapte in een ondernemingsbranche die hij niet kende: “Bier stond bekend als een lastig en bewerkelijk product, waar veel dure grondstoffen voor nodig waren. Het was uitgesproken bederfelijk en bepaald geen pakhuisartikel (…) Bovendien was de vraag naar bier, in de zeventiende eeuw nog dé nationale volksdrank, sindsdien alleen maar teruggelopen. Beter gesitueerden gaven de voorkeur aan wijn, koffie, cacao en thee, terwijl de arbeiders massaal overgegaan waren op beter houdbare en verslavender dranken als jenever en brandewijn. .... Door een drievoudige aanpak begon Gerards brouwerij vrij snel goed te lopen. Ten eerste ging hij zich stevig verdiepen in Engelse en vooral Duitse brouwmethoden. In de tweede plaats behandelde hij vanaf het begin zijn klanten eerlijk en met groot respect. Hij adviseerde ze niet te veel tegelijk te bestellen omdat het bier anders zou vergaan, en als het bier niet goed genoeg was kregen de klanten steevast hun geld terug. Ten slotte zorgde Heineken voor goede nationale en internationale netwerken: al in 1864 stelde hij in heel Nederland vertegenwoordigers aan, en ook nam hij een paar buitenlanders in dienst die alles van bierbrouwen wisten. ... Heineken een belangrijke persoon achter de economische en culturele bloei van Amsterdam vanaf het midden van de negentiende eeuw. Heineken was een ruimhartige weldoener die flink investeerde in de aanleg van het belangrijke Noordzeekanaal (gereed in 1876), het Amstel Hotel en het stadspark in het zuiden van Amsterdam. Met name vanaf 1870 begon de Heineken-fabriek te lopen als een trein. In dat jaar werkte een aantal gebeurtenissen in het voordeel van de Nederlandse en Amsterdamse economie, en dus ook van Amsterdamse ondernemer. In Zuid-Afrika werden ongekend rijke diamantvelden ontdekt, die zorgden voor een opleving van de Amsterdamse slijpersindustrie. De afschaffing van het Cultuurstelsel in Nederlands-Indië veroorzaakte een opleving van handel in koffie, thee, tabak, cacao en kruiden, een ontwikkeling die versterkt werd door de opening van het Suezkanaal een jaar eerder. En ten slotte brak op 19 juli 1870 een oorlog uit tussen Frankrijk en Duitsland, waardoor de import van het populaire Duits-Beiers bier op z’n gat kwam te liggen. ... Een aantal dagen na de Drooglegging in de Verenigde Staten (1929) begon Heineken zijn bier naar Amerika te exporteren. Na de Tweede Wereldoorlog versterkte het familieconcern, onder leiding van Freddy Heineken, zijn positie, vooral nadat het in 1968 de Amstelbrouwerij overnam.(https://historiek.net/heineken-zn-daden-benne-chiek/42527/)

Bier brouwen was van oudsher een vrouwentaak, een huiselijke taak. Sommige dames pakten het wat grootser aan: zo Jeanne Artois (1762-1840) in Leuven. Meer dan dertig familiebrouwerijen waar een vrouw aan het hoofd stond, ontdekte de Britse bierschrijver en -kenner Roger Protz voor zijn boek The Family Brewers of Britain: A Celebration of British Brewing Heritage. Het waren vrouwen die een substantiële rol in het familiebedrijf speelden en het door oorlogen, recessies en allerlei drama’s loodsten en toch wonderbaarlijk bier brouwden. ... Jeanne Artois, die decennialang de bekende Leuvense brouwerij leidde. Een merkwaardige vrouw. 52 jaar was Jeanne toen ze (voor het eerst) trouwde. Hij, Jean-Baptiste Plasschaert, iets jonger… 45 jaar. Dat was in 1814. België, dan bezet gebied, had ook de ‘Code Civil’ (Burgerlijk wetboek) overgenomen. Die ‘Code Napoleon’ stipuleerde dat vrouwen onmondige kinderen waren, even onnadenkend als debielen en geestesziekten. Vanaf 1804 tot 1938 was elke (Belgische) gehuwde vrouw ‘minderjarig’: ze was burgerlijk onbekwaam; haar persoonlijke bezittingen en activiteiten waren eigendom van haar echtgenoot; voor elke rechtshandeling moest ze bijgestaan worden door haar man en voor commerciële handelingen moest ze toestemming vragen. ... Jeanne-Marie had al een leidinggevende functie in de familiale brouwerij Artois, toen ze huwde. En daarmee was ze niet de eerste zakenvrouw in de familie. Haar grootmoeder Maria Isabella Hermans had na de dood van haar man Sebastianus Artois, in 1717 de stichter van de brouwerij, de zaken met ferme hand gedurende een achttal jaar waargenomen. Ook haar moeder Maria Josepha Wijbrechts had na de dood van haar vader een jaar aan het roer van het familiebedrijf gestaan. Na haar dood in 1784 hadden de zes ongehuwde kinderen (uit een nest van veertien) een familiale vennootschap opgericht om het bedrijf te besturen. Het begin van een economische expansie waarbij andere brouwerijen werden overgenomen. Nadat haar broer Léonard zich had teruggetrokken, namen Jeanne en haar zus Marie-Barbe de leiding van de brouwerij op zich. Jeanne zelf bestiert het bedrijf tot haar dood in 1840. 78 is ze dan. En ook al liet ze zich adviseren, het was wel degelijk zij die de beslissingen nam. (https://historiek.net/jeanne-marie-artois-brouwer-bier/140262/)

Ook in de Rodenbach brouwerij in Roeselare stonden bij tijd en wijle vrouwen aan de bierkuip. Pedro Rodenbach leidde rond 1818 het familiebedrijf samen met zijn broers, de blinde schrijver-volksvertegenwoordiger Alexander en de handelaar-arrondissementscommissaris Ferdinand én met zijn zus Amélie Lenoir-Rodenbach. De Belgische revolutie en de politieke ontwikkelingen grepen de Rodenbachs bij het nekvel; blijkbaar erfden de Rodenbachs een strijdvaardig politiek gen. ... Eén van de vrouwelijke brouwers die een bekend Belgisch merk tot in de eenentwintigste eeuw leidde, was Regina Wauters (1795-1874): moeder en zakenvrouw.... Vermoedelijk had de Mechelse brouwersdochter Regina toen al de leiding over de bierbrouwerij en de jeneverstokerij, want in 1836 vroeg ze toestemming aan het stadsbestuur om in haar fabriek een stoommachine van 12 pk te plaatsen. Een vrouw met technisch inzicht, met zin voor innovatie en met ondernemingszin. Stoommachines werden vooral gebruikt in de textielindustrie en hier voor het eerst in een voedingsbedrijf. Datzelfde jaar – 1836 – kocht Pedro Rodenbach de brouwerij met uitrusting, bijhorende huizen en herbergen af van zijn familie. De notarisakte bepaalt dat de brouwerij – tot wederbeleg van haar goederen – aan zijn vrouw toebehoorde. Het was overigens Regina die het geld neertelde. .. In 1864 – ze was toen bijna zeventig jaar – verkocht Regina de brouwerij aan haar zoon Eduard. Drie jaar later stelde Regina haar testament op, met de bedoeling om het voortbestaan van de stokerij en de brouwerij te verzekeren en ook een goede verstandhouding tussen al haar kinderen en kleinkinderen te bewaren. Haar zoon Eduard en haar kleinzoon Eugène zetten haar werk voort en zorgden voor expansie. ... In die brouwerswereld zijn Jeanne Artois en Regina Wauters geen uitzondering. In Sint Lievens-Esse zette weduwe Van den Bossche-Callebaut eind negentiende eeuw na de dood van haar man het bedrijf voort. Zij was een telg Callebaut, een klinkende naam in de chocoladenijverheid maar de Callebauts waren ook bierbrouwers in Wieze. In die vrouwonvriendelijke negentiende eeuw stonden vrouwen dus doortastend, vooruitziend en krachtig aan de bierkuip. Op hun gezondheid. (https://historiek.net/regina-wauters-rodenbach-bier-bierbrouwer/140349/)

Belangrijk voor de bierontwikkeling in Nederland waren de jaren 1867 en 1871. Toen kwamen er nieuwe accijnswetten, die het voor bierbrouwers aantrekkelijker maakte om massaal bier te gaan produceren. Deze wetten ontketenden een ‘Nederlandse bierrevolutie’ en zorgden ervoor dat bier in Nederland een massaproduct werd. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Vermits gistend bier op een koele plaats moet bewaard worden, werd enkel in de winter gebrouwen. Koelinstallaties bestonden immers nog niet. Op het einde van de 19de eeuw ging men zelfs ijs vanuit Scandinavië importeren dat in speciale ijskelders werd opgeslagen. Na de uitvinding van de koelmachine door Von Linde in 1877 werd deze ijs-import gelukkig overbodig. De bloeiende brouwerijnijverheid moest een harde slag verduren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Door gebrek aan personeel en grondstoffen moest de helft van de Belgische brouwerijen sluiten. Na de oorlog werden een aantal brouwerijen heropgestart en gemechaniseerd. De brouwerijen kregen een nieuwe klap te verwerken tijdens de oorlog van '40 - '45. Opnieuw werden grondstoffen schaars, maar dit keer werd beroep gedaan op 'ersatz' grondstoffen (vervangingsgrondstoffen), weliswaar van mindere kwaliteit. Niet alleen het bier zelf, ook de flessen stelden problemen. Er konden geen kroonkurken meer vervaardigd worden, en men kwam op de idee beugelflessen te fabriceren. De afsluitrubbers voor deze flessen konden vervaardigd worden uit versleten autobanden. Toen ook in deze materialen tekorten opdoken, werd het verplichte statiegeld ingevoerd. Daardoor konden de bierflessen voortaan gerecupereerd en hergebruikt worden. Na de Tweede Wereldoorlog bleven in België nog 775 brouwerijen over. Ondertussen zijn vele van de kleine, meestal familiebedrijven, verdwenen of opgekocht door de grotere bedrijven. (ALOChemie 2005-2006 – Leentje Bastiaens en Marc Kwanten, https://wet.kuleuven.be/wetenschapinbreedbeeld/lesmateriaal_biochemie/bier_schuim/waarom-staat-er-schuim-op-biermjj.pdf)

 gedurende de Eerste Wereldoorlog werden tal van brouwerijen door de Duitse bezetter ontmanteld en werden de koperen gistingsketels in beslag genomen om deze om te smelten tot munitie en granaten. Na de oorlog is het aantal brouwerijen flink afgenomen. Tijdens de economische crisis van de jaren dertig werd de situatie er niet beter op en door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog loopt het aantal brouwerijen nog meer terug. Nadien werden heel wat artisanale (ambachtelijk) brouwerijen hetzij opgekocht door multinationals, hetzij gewoonweg weggeconcurreerd. (https://historiek.net/bier-en-cultuur-in-de-geschiedenis/7957/)

In juli 2013 kwam Roel Mulder, op zoek naar totaal andere dingen een krantenadvertentie van een bierhandelaar uit 1893 tegen, die een princessebier aanbood. En minnebier. En dubbel gerstebier. Hij zat daar voor zijn beeldscherm en dacht: wat was dit in hemelsnaam voor bier? En zo startte zijn zoektocht naar de ‘verloren bieren’ van Nederland. In het boek Verloren bieren van Nederland vertelt Roel met humor en heel veel prachtige verhalen alles over de verrassende bieren die Nederland ooit had. Over hoe en waarom de smaak van Nederlands bier de afgelopen eeuwen steeds weer veranderde. ... ‘Roel Mulder is dé man die de link vormt tussen gedegen historische informatie en smeuïge bierverhalen.’ – Michel Ordeman, directeur van brouwerij Jopen (https://geschiedenis-winkel.nl/p/verloren-bieren-van-nederland/)

In de twintigste eeuw deden zich nog enkele belangrijke ontwikkelingen voor. Zo werd in 1935 voor het eerst bier in blik geïntroduceerd, door het Amerikaanse biermerk Krueger Beer. Het openmaken van de blikjes bier was in de eerste decennia nog best lastig. Maar dit veranderde toen in 1966 het lipje op de blikjes kwam, waarmee de bierblikjes gemakkelijk en snel te openen zijn. (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

1949: ‘Het bier is weer best’ Nederland is na de oorlog een land van matige drinkers. Zó matig, dat het Centraal Brouwerij Kantoor besluit dat er een campagne nodig is om de bierconsumptie te stimuleren. Het blijkt het begin te zijn van een flinke toename van het drankgebruik.... In 1959 zette Mary Servaes, beter bekend als de Zangeres Zonder Naam, het levenslied ‘Ach vaderlief, toe drink niet meer’ op de plaat. Zij kreeg er haar eerste gouden single mee: Ach vaderlief, toe drink niet meer Ik vroeg ’t al zo menige keer Want moesjelief huilt telkens weer Ach vaderlief, toe drink niet meer... Kort na de oorlog leek het erop dat de drankbestrijders gewonnen hadden: er werd in die tijd onmiskenbaar minder gedronken dan voorde oorlog. De ooit zo fanatieke drankbestrijding raakte na de oorlog geleidelijk haar invloed kwijt. De drankvrije cafés en restaurants, ooit opgericht door rechtlijnige christenen of socialisten, verdwenen geleidelijk uit het straatbeeld. De blauwe knopen, herkenningsteken van de ware drankbestrijder, werden nog slechts zelden op een jas gesignaleerd. Wel kwam het tot in de jaren negentig voor dat oudere leden van de Partij van de Arbeid weigerden om verkiezingssuccessen te vieren in een ruimte waar alcohol werd geschonken. ... In de jaren direct na de oorlog daalde de alcoholconsumptie naar een dieptepunt. Datk wam wellicht voor een klein deel door het heersende arbeidsethos,maar vooral door de geringe verkrijgbaarheid en de hoge prijzen van alcoholhoudende dranken. ... Toen de oorlog voorbij was, en er langzamerhand betere grondstoffen beschikbaar kwamen, besloten de gezamenlijke brouwers, verenigd in het Centraal Brouwerij Kantoor, dat het tijd werd, de oude vooroordelen voorgoed uit de wereld te helpen. Hun befaamde slagzin ‘Het bier is weer best’ moest suggereren dat de kwaliteit van het Nederlandse bier weer op het vooroorlogse peil terug was. De campagne werd breed ingezet: tot in het befaamde Nieuwe Haagse Kookboek, een tijdloze klassieker, werden tips gegeven om de huisvrouw te leren hoe bier bewaard moest worden, bij welke gelegenheden men het kon drinken en zelfs hoe men een biertje moest inschenken. Of het aan de brouwerscampagne ligt of niet, zeker is dat de Nederlander na de oorlog steeds meer bier is gaan drinken. Lag de bierconsumptie in 1949, toen de campagne van start ging, rond de 10 liter per hoofd, halverwege de jaren zestig was de 40 liter bereikt. De stijging zette door tot begin jaren negentig,met een top rond de 90 liter, om daarna langzaam te dalen tot zo’n 70 liter nu. (https://historiek.net/jaren-van-verandering/45220/)

Een laatste belangrijke en noemenswaardige ontwikkeling is de opkomst van speciaalbier sinds met name de jaren 1970 (België, Engeland en VS) en jaren 1980 (Nederland). Vanaf deze tijd kwamen ook bierwinkels op met tal van biersoorten. Een van de grootste bierwinkels in Europa, en sowieso de grootste in Nederland, is de bierspeciaalzaak Burg Bieren in Ermelo, op de Veluwe. In 1907 waren er in een land als België nog meer dan 3380 bierbrouwerijen, maar na de Eerste Wereldoorlog moest de overgrote meerderheid noodgedwongen sluiten. Door deze wereldoorlog kelderde de bierproductie in Europa met liefst 70 procent, om pas vanaf de jaren 1950 weer aan te trekken (in Amerika trok de biermarkt na de Drooglegging al vanaf beginjaren 1930 aan). (https://historiek.net/korte-geschiedenis-van-bier-pils-biertje/134508/)

Omdat alle dorpen en steden eigen brouwerijen hadden die zich op de lokale smaak richtten was er een enorme verscheidenheid aan bieren in Europa. Dit veranderde helaas in de 20e eeuw. De opkomst van grootschalige commerciële bouwerijen en de twee wereldoorlogen zorgden ervoor dat veel kleine brouwerijen ophielden te bestaan. Sommigen werden overgenomen, anderen platgebombardeerd en weer andere moesten al hun koper afstaan tijdens de schaarsten gedurende de oorlogen. Na de tweede wereldoorlog kwam de brouwindustrie weer een klein beetje tot ontwikkeling, maar dit veranderde snel en tegen 1980 was er een enorme vervlakking op de biermarkt opgestreden. Er was nog maar een handvol brouwerijen die veelal aan een paar multinationals toebehoorden.  (http://www.bieratlas.nl/bier/geschiedenis-van-bier.html)

Gesteund door een veranderende houding van de consument, werd in 1980 in Nederland het initiatief genomen tot het oprichten van PINT, een consumentenvereniging die de bierdiversiteit wil bevorderen. In het Verenigd Koninkrijk bestond al iets vergelijkbaars sinds 1971: de CAMRA (Campaign for Real Ale).[15] België volgde beide landen met de oprichting van de OBP (Objectieve Bierproevers), een overkoepelende vereniging van bierproevers die in 2002 werd opgevolgd door Zythos. Sindsdien is de aandacht voor de "traditionele bieren" sterk toegenomen en verschijnen er opnieuw kleinschalige brouwerijen die de doelstelling "kwaliteit boven kwantiteit" in het vaandel dragen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Bier)

Halverwege de jaren tachtig zagen we echter een duidelijke kentering. Vanuit België kwam er een beweging met brouwers omhoog die steeds meer speciaalbier zijn gaan brouwen. Dit waaide in de loop van tijd over naar Nederland en is uitgegroeid tot de speciaalbiercultuur die we nu hebben. (https://brouwerijhetmaatje.nl/de-geschiedenis-van-bier/, Gebaseerd op: https://www.kennisinstituutbier.nl/geschiedenis) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten