Den IJzeren Arm is een Tripel met 9,0% alcohol. Den IJzeren Arm wordt gebrouwen door 't Brugs Bierinstituut in Brugge. ... Den IJzeren Arm is een tripel bier van 't Brugse Bierinstituut. Dit viergranen tripel bier bevat 9% alcohol en bevat voornamelijke kruidige aroma's en smaken. ... Den IJzeren Arm is een viergranentripel met een storting van gerstemout, tarwemout, haver en roggemouten. Dit Belgische bier heeft voornamelijk kruidige aroma's van Wostyntje mosterdzaad en fenegriek en een fijne bitterheid van de Challengerhop. Daarnaast versterkt de dryhopping met Styrian goldings de kruidige aroma's. Den IJzeren Arm is een tripel bier van 't Brugse Bierinstituut. Dit bier bevat 9% alcohol en is het beste te drinken met een temperatuur tussen de 6-8 graden (https://www.biernet.nl/bier/merken/den-ijzeren-arm).
Den Ijzeren Arm is een viergranentripel met dryhopping. Het bevat 2 hopsoorten namelijk Styrian goldings en Challenger. Technische fiche Alcohol gehalte: 9% Hoge gisting gerstemout roggemout tarwemout haver fenegriek Wostyntje Mosterdzaad 2 hopsoorten: Styrian goldings en Challenger Stamwortgehalte: 18,5° PLATO (http://www.brugsbierinstituut.be/den-ijzeren-arm.html).
Volgens mij is het bier van Den IJzeren Arm een tripel bier van 't Brugse Bierinstituut en bevat 9% alcohol. De smaak is kruidig, maar logisch vanwege de fenegriek en mosterd. De mosterd dacht ik te herkennen, maar kan ook beleving zijn natuurlijk.
De naam is nog wat vreemd en het etiket is met een harnas-handschoen. Zou het een verwijzing zijn naar iets historisch?
De oude handelsstad Brugge, eens gelegen aan het Zwin met toegang tot zee, toont ons op deze wandeling haar verstilde en versteende schoonheid als de schatkamer van Vlaanderen. Haar geschiedenis gaat terug tot het begin van onze jaartelling met een Gallo-Romeinse nederzetting. De Romeinen houden er nog in de vierde eeuw een militaire versterking in stand. Brugge is wellicht een versterkte plaats voor de Vlaamse kuststreek als de H. Eligius rond 650 in deze streek het christendom komt uitdragen. Een eeuw later ontstaat handel met Scandinavië. De naam Brugge is overigens afgeleid van het Noorse “Bryggja”, dat aanlegsteiger betekent. Aan het eind van de 9e eeuw laat Graaf Boudewijn met de IJzeren Arm er een kasteel bouwen op de Burg, nu het mooiste plein van de stad. Vanaf de 11e eeuw tot de 15e eeuw groeit Brugge uit tot het belangrijkste handelscentrum van West-Europa, ook als de natuurlijke verbinding van Brugge met zee door de stormvloed in 1134 verandert en slechts bereikbaar is door de diepe vaargeul van het Zwin en een kanaal vanaf Damme. De lakennijverheid is in deze periode de voornaamste tak van inkomsten. Kooplieden uit heel Europa drijven handel in deze kosmopolitische middeleeuwse stad. Zeer belangrijk is de invoer van Engelse wol voor de fabricage van laken. Via Genua en Venetië komen Oosterse producten binnen. Deze voorspoed dankzij de lakenhandel leidt vanaf de 13e eeuw tot een groot aantal bouwactiviteiten. Het Belfort, de Hallen, de Onze Lieve Vrouwekerk en de stadswallen dateren uit die tijd. De St. Salvatorkathedraal en het St. Janshospitaal werden uitgebreid. In 1290 verwerft Brugge stadsrechten. In de 15e eeuw ontwikkelt Brugge ook een eigen bouwstijl onder invloed van hertogen van Bourgondië, die regelmatig in de stad verblijven. Typerend zijn de timpanen boven rechthoekige ramen, die soms ook met een accolade omlijst worden. De stad beleeft in die tijd haar culturele hoogtepunt met Jan van Eyck (1390-1444), één van de grootste vernieuwers in de geschiedenis van de Westerse schilderkunst. Hij vestigt zich in 1431 in deze stad en wordt gevolgd door Hans Memling (1440-1494) in 1465. Werken van deze Vlaamse Primitieven zijn in het Memlingmuseum en Groeningemuseum te bewonderen. Toch kent Brugge in die middeleeuwse periode ook geregeld slechte tijden. Aan het einde van de 13e eeuw ontstaat er rivaliteit tussen de patriciërs, de Leliaerts, die de Franse koning Filips IV steunen en de aanhangers van Gwijde van Dampierre, Graaf van Vlaanderen, de Liebaards. Filips IV lijft vervolgens Vlaanderen in. Het Vlaamse volk komt tegen hem in opstand. In de dramatische nacht van 17 op 18 mei 1302 wordt een groot aantal soldaten uit het Franse Garnizoen gedood in Brugge. Deze gebeurtenis, de Brugse metten genaamd, leidt tot de Gulden Sporenslag van 11 juli 1302, waarin de ambachtslieden onder aanvoering van Jan Breydel en Pieter de Coninck en de Vlaamse graaf een overwinning op de Fransen behalen. Aan het einde van de 15e eeuw verdwijnt de welvaart uit de stad samen met het Bourgondische hof en de internationale handelaars, maar kan zich in de 16e eeuw enigszins herstellen. Toch is de stad haar eersterangspositie definitief kwijt aan Antwerpen. De scheuring van de Nederlanden na 1584 leidt tot het definitieve verval van Brugge. Maar sinds het einde van de 19e eeuw krijgt Brugge Europese faam als kunststad en toeristisch centrum. Het is het cultuurhistorisch patrimonium van Brugge met zijn waardevolle historische monumenten, musea en vooral het ongerepte historisch stadsbeeld dat een unieke trekpleister voor miljoenen bezoekers vormt. Het middeleeuwse stratenpatroon, de kronkelende reien en groene vestingen van Brugge zijn relatief goed behouden en geven aan de stad een Europese en internationale dimensie. De historische binnenstad van Brugge is dan ook in 2000 door UNESCO opgenomen op de lijst van het werelderfgoed.(http://www.wandelpaden.com/brugge.html)
...over de brug even de Katelijnestraat in om meteen het eerste steegje rechts de smalle Stoofstraat in te gaan, die ons naar het Walplein brengt. De drukke terrasjes en de Bierbrouwerij De Halve Maan dragen bij aan de gezelligheid. De brouwerij aan het Walplein staat al in 1564 vermeld in het stadsregister. Hier komt het Brugse bier Straffe Hendrik en de Brugse Zot vandaan. Op dit met bomen omzoomd pleintje vinden we ook een mooie sculptuur, het bronzen beeld van Jef Claerhout (1937). Wie een beetje thuis is in de Griekse mythologie herkent in het gevleugelde paard Pegasus, dat wellicht een huldebetoon aan de Brugse koetsiers is, die hier tot het normale stadsbeeld horen. Op de bok zit Prometheus vastgeketend met een loden bol aan zijn been en in de koets ligt de naakte Leda met op haar schoot het hoofd van Zeus in de gedaante van een zwaan. Zoals je op de voet van de pilaar kan lezen, bezoekt dit fraaie gezelschap Brugge. (http://www.wandelpaden.com/brugge.html)
De eerste ‘echte’ graaf van het meest westelijke deel van Noord-Belgica was Boudewijn met de ijzeren arm, of Boudewijn de IJzere, die ca. 840 werd geboren. Het is niet zeker of hij gouwgraaf van de gouw Flandria was of van een andere gouw daar in de buurt, maar door zijn bemoeienis met Flandria zou het belang van het kleine gebied voor het eerst aanzienlijk worden. Die bemoeienis was het gevolg van een romance. (https://historiek.net/graven-van-vlaanderen-van-boudewijn-tot-frans-ii/34720/)
Het is Kerstmis 861. De voorlopig nog onbeduidende maar erg ambitieuze Boudewijn met de IJzeren Arm heeft zich zopas met geweld een bruid verschaft. Dat ze erg mooi is, is meegenomen. Dat ze geen al te beste reputatie heeft, maakt Boudewijn niet veel uit. Belangrijker is dat zijn Judith een koningsdochter is en dat zijn schoonvader hem meer domeinen en meer bevoegdheden kan opleveren. Daarmee legt Boudewijn de basis van het graafschap Vlaanderen. ... Boudewijn heeft zijn bijnaam niet gestolen. Groot en sterk staat hij aan het hoofd van een legerbende. Hij is kordaat en ambitieus, en zijn ijzeren wapentuig verpersoonlijkt zijn doortastendheid. Hoog op zijn paard boezem hij angst en respect in. Zijn carrièrezucht is niet voldaan met zijn functie, een mengeling van ambtenaar, rechter en strijder; ‘graaf’ zoals dat heet. Zijn taken oefent hij uit in naam van de verre koning die over hem en zijn gelijken aan de kust, geen controle heeft. Dus is het beter om voor eigen rekening te vechten. De traditie wil dat brute macht moet samenhangen met aangeboren gezag, met afkomst dus. Boudewijn wil vooruit, vindt Brugge voor hem te klein. Hij heeft horen vertellen van een jonge vrouw, Judith, de dochter van Karel de Kale. Wie haar heeft gezien, zegt dat ze zeer mooi is en intelligent. Dat gekoppeld aan het blauwe bloed in haar aderen – ze is een achterkleindochter van Karel de Grote. Wat kan een ambitieuze graaf meer verlangen? (https://persblog.be/stad-boudewijn-met-de-ijzeren-arm-schaakt-judith/)
Het gebeurde ten tijde dat Karel de Kale koning was van West-Francia. Boudewijn met de Ijzeren arm, de graaf van Vlaanderen, heeft zijn naam niet gestolen. Hij is groot, sterk en ambitieus. De koning heeft hem ooit belast met het bestuur van Brugge en omgeving. Dat gebiedje heet Vlaandergouw, in het Latijn ‘Pagus Flandrensis’. Brugge is een kleine handelsplaats, vlak bij de zee. Er is ook een versterking en die is voor de streek broodnodig. Het is al tientallen jaren onrustig aan de Noordzeekust. Elke lente varen benden Noormannen de rivieren op en verwoesten op hun route have en goed van de rijke kerken en abdijen. Evenmin sparen ze de weinige handelsnederzettingen langs het water. Alles wat niet te zwaar of te heet is wordt ingescheept en vlug varen ze terug, richting Denemarken. Boudewijn heeft horen vertellen van een jonge vrouw, Judith, de dochter van Karel de Kale. Wie haar heeft gezien, zegt dat ze zeer mooi is en intelligent. Ze is een achterkleindochter van Karel de Grote. Wat kan een ambitieuze graaf meer verlangen? Het liefst zou hij met haar trouwen. Maar dat ziet de koning helemaal niet zitten. Zijn mooie dochter aan een onbeduidende niemendal uithuwelijken? Daar komt niets van. Het liefst ziet hij voor haar een koninklijke gemaal. Boudewijn trekt met zijn gevolg naar het klooster van Senlis, waar Judith verblijft. Hij trekt het klooster binnen en rooft er de prinses. Hij neemt haar – blijkbaar niet tegen haar zin- mee naar Brugge. Maar haar vader is razend. Wat een lef van dat onbeduidend graafje uit die verre uithoek van zijn rijk?...Op de terugweg wordt het gezelschap in de bossen even buiten Brugge door een reusachtige witte beer aangevallen. Een ijsbeer? Welnee! Het was putje winter en de beer was wit van de sneeuw. Daar stond hij, samen met zijn Judith, oog in oog met de beer. Hij was vastbesloten zijn liefje met hand en tand te verdedigen. Boudewijn “den ijzeren”, zo genoemd omdat hij goed met wapens kon omgaan, geraakte in een hevig gevecht gewikkeld met de beer. Naarmate Boudewijn zijn aanvallen verdapperde, nam de woede van de beer toe. Niemand durfde nog dichterbij te komen om de nieuwe leenheer te helpen. Plots stelde de beer zich op zijn achterste poten en ging met zijn rug tegen een boom staan om zo meer kracht te zetten achter de nieuwe aanval. Tezelfdertijd sprong Boudewijn vooruit en doorboorde de beer met zijn lans. De stoot was zo hevig dat de lans zich vastzette in de boom. Na een laatste stuiptrekking stierf de beer. Eenmaal terug in Brugge, deed het verhaal van het heldhaftig gedrag van de nieuwe leenheer in minder dan geen tijd de ronde. Toen zijn aanstelling als nieuwe leenheer gevierd werd, schonk de stad Brugge aan Boudewijn “de ijzeren” een gebeeldhouwde, rechtopstaande beer, die sindsdien het bekende zinnebeeld is geworden van de grafelijke stad. En Boudewijn en Judith? Ze leefden niet lang en gelukkig. (https://cultuurlabvlaanderen.be/?page_id=2434)
De legende van Boudewijn met de ijzeren arm, Judith en het beertje van de loge Het gebeurde ten tijde dat Karel de Kale koning was van West-Francia. Boudewijn met de Ijzeren arm, de graaf van Vlaanderen, heeft zijn naam niet gestolen. Hij is groot, sterk en ambitieus. De koning heeft hem ooit belast met het bestuur van Brugge en omgeving. Dat gebiedje heet Vlaandergouw, in het Latijn 'Pagus Flandrensis'. Brugge is een kleine handelsplaats, vlak bij de zee. Er is ook een versterking en die is voor de streek broodnodig. Het is al tientallen jaren onrustig aan de Noordzeekust. Elke lente varen benden Noormannen de rivieren op en verwoesten op hun route have en goed van de rijke kerken en abdijen. Evenmin sparen ze de weinige handelsnederzettingen langs het water. Alles wat niet te zwaar of te heet is wordt ingescheept en vlug varen ze terug, richting Denemarken. Boudewijn heeft horen vertellen van een jonge vrouw, Judith, de dochter van Karel de Kale. Wie haar heeft gezien, zegt dat ze zeer mooi is en intelligent. Ze is een achterkleindochter van Karel de Grote. Wat kan een ambitieuze graaf meer verlangen? Het liefst zou hij met haar trouwen. Maar dat ziet de koning helemaal niet zitten. Zijn mooie dochter aan een onbeduidende niemendal uithuwelijken? Daar komt niets van. Het liefst ziet hij voor haar een koninklijke gemaal. Boudewijn trekt met zijn gevolg naar het klooster van Senlis, waar Judith verblijft. Hij trekt het klooster binnen en rooft er de prinses. Hij neemt haar - blijkbaar niet tegen haar zin- mee naar Brugge. Maar haar vader is razend. Wat een lef van dat onbeduidend graafje uit die verre uithoek van zijn rijk? Kwade tongen beweren dat haar broer, Lodewijk, er mee instemde en dat Boudewijn ermee gedreigd heeft met de Noormannen samen te heulen indien hij niet met Judith mag trouwen. Maar Karel de Kale kan het niet aanvaarden dat zijn dochter onder haar stand zal trouwen. Op de terugweg wordt het gezelschap in de bossen even buiten Brugge door een reusachtige witte beer aangevallen. Een ijsbeer? Welnee! Het was putje winter en de beer was wit van de sneeuw. Daar stond hij, samen met zijn Judith, oog in oog met de beer. Hij was vastbesloten zijn liefje met hand en tand te verdedigen. Boudewijn “den ijzeren”, zo genoemd omdat hij goed met wapens kon omgaan, geraakte in een hevig gevecht gewikkeld met de beer. Naarmate Boudewijn zijn aanvallen verdapperde, nam de woede van de beer toe. Niemand durfde nog dichterbij te komen om de nieuwe leenheer te helpen. Plots stelde de beer zich op zijn achterste poten en ging met zijn rug tegen een boom staan om zo meer kracht te zetten achter de nieuwe aanval. Tezelfdertijd sprong Boudewijn vooruit en doorboorde de beer met zijn lans. De stoot was zo hevig dat de lans zich vastzette in de boom. Na een laatste stuiptrekking stierf de beer. Eenmaal terug in Brugge, deed het verhaal van het heldhaftig gedrag van de nieuwe leenheer in minder dan geen tijd de ronde. Toen zijn aanstelling als nieuwe leenheer gevierd werd, schonk de stad Brugge aan Boudewijn “de ijzeren” een gebeeldhouwde, rechtopstaande beer, die sindsdien het bekende zinnebeeld is geworden van de grafelijke stad. En Boudewijn en Judith? Ze leefden niet lang en gelukkig (https://brugselegenden.blogspot.com/2014/10/van-boudewijn-judith-en-het-beertje-van.html)
Boudewijn I (Laon?, ca. 840 – Abdij van Sint-Bertinus, Sint-Omaars, 2 januari 879[1]), bijgenaamd Boudewijn met de IJzeren Arm[2] of Boudewijn de Goede[3] staat bekend als de eerste graaf van Vlaanderen wat mogelijk was gemaakt door zijn huwelijk met Judith van West-Francië, dochter van de Karolingische koning Karel de Kale..... Boudewijn is bekend als eerste graaf van het graafschap Vlaanderen en samen met zijn vrouw grondlegger van de welvaart van het grondgebied.[5] Hij zou rond kerstmis 861 Judith van West-Francië, eerste kind van de koning van West-Francië, Karel de Kale, uit een klooster gehaald hebben.[6] De 17-jarige Judith was toen al twee keer weduwe: van koning Æthelwulf van Wessex en van diens zoon koning Æthelbald.[7] Na overlijden van haar tweede man keerde ze terug naar huis waar ze onder voogdij werd gesteld. Koning Karel wilde voor Judith een derde keer een huwelijksovereenkomst sluiten op eigen voorwaarden, maar ze is uit het klooster ontsnapt met Boudewijn. Het stel werd daarbij geholpen door Judiths jongere broer Lodewijk de Stamelaar, die steeds in conflict was met zijn vader. Ze vluchtten naar het noorden. Karel de Kale stuurde brieven aan Vikingenleider Rorik van Dorestad en bisschop Hunger van het Rooms-Katholiek sticht Utrecht, dat zij de vluchtelingen geen onderdak mochten geven. Karel liet het paar door bisschoppen excommuniceren.[8] Het paar reisde via Lotharingen naar Rome en bepleitte hun zaak bij paus Nicolaas I, waarop de excommunicatie door de paus ongedaan werd gemaakt.[9] Twee jaar lang schreef paus Nicolaas brieven naar de woedende vader, Karel de Kale, waarin hij voor verzoening pleitte. Op 13 december 862 volgde het officiële huwelijk te Auxerre met de uiteindelijke toestemming van Karel, alhoewel hij niet bij het huwelijk aanwezig was.[10] ... Als onderdeel van de verzoening kreeg Boudewijn van Karel de Kale de pagus Flandrensis (Vlaanderengouw) en de pagus Wasia (Waasgouw) als leen, het gebied rond Torhout, Gistel, Oudenburg en Brugge.[11] Graaf zijn was in die tijd in de eerste plaats een militaire functie. Vlaanderen lag in een uithoek van Karels koninkrijk, in het grensgebied met Lotharingen en werd voortdurend aangevallen door de Vikingen, het werd de opgave van Boudewijn en Judith het grondgebied te verdedigen en tot een deel van het rijk te maken dat inkomsten afwierp.[5] Boudewijn en Judith bleken succesvol in hun opgaven, mede door een band te scheppen met de Rooms-Katholieke kerk. Boudewijn bouwde militaire versterkingen in Arras, Gent en Brugge en wist de invallen van de Vikingen te verminderen, ook door vestiging in het kustgebied toe te laten.[12] In Brugge liet het paar een kerk bouwen die aan Donatianus van Reims werd gewijd, er werden relieken van de heilige aan de kerk geschonken.... In 877 steunde hij Lodewijk de Stamelaar in de strijd om de opvolging van Karel de Kale.[13] Kort daarna trok hij zich terug en werd monnik in de abdij van Sint-Bertinus, waar hij ook werd begraven.... Het Brugse Beertje van de Loge verwijst naar de schaking van Judith: toen Boudewijn met Judith naar Vlaanderen terugkeerde, werden zij in het bos aangevallen door een reusachtige witte beer (een bruine beer wit van sneeuw), volgens de legende "de oudste bewoner van Brugge". Deze beer was al eerder gesignaleerd omdat hij de omgeving onveilig maakte. Reizigers die zich buiten de muren van Brugge waagden, werden vaak door de beer aangevallen. En dus ook Boudewijn I. Hij wierp zich zonder aarzelen in de strijd met de beer. Niemand durfde dichterbij te komen, ook niet om hun leenheer te helpen. Op een bepaald moment stelde de beer zich recht op zijn achterste poten en ging met zijn rug tegen een boom staan om zo met meer kracht opnieuw aan te vallen. Maar net op dat moment sprong Boudewijn vooruit en doorboorde de beer met zijn lans. De stoot was zo hevig en krachtig dat de lans zich door de beer onwrikbaar in de boom vaststak. Boudewijn was zijn naam met den ijzeren arm dus waardig. Volgens de legende schonk de stad Brugge Boudewijn een gebeeldhouwde, rechtopstaande beer toen later zijn aanstelling als nieuwe leenheer gevierd werd. Vandaag is in de gevel van de Poortersloge aan het Jan van Eyckplein in Brugge nog een beeldje van een rechtopstaande, schilddragende beer te zien. De beer die een schild vasthoudt, verscheen echter pas in 1304, dus het gaat niet om hetzelfde beeldje als het geschenk aan Boudewijn. De Poortersloge was van 1417 tot 1715 het lokaal van het Genootschap van de Witte Beer, een selectieve steekspelvereniging die een tijdje na de heldendaad van Boudewijn werd opgericht. Het belangrijkste evenement dat ze organiseerden was de Wapenpas van de Gouden Boom, van 3 tot 11 juli 1468, ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York. In 1417 had het gezelschap van de stad de toestemming gekregen een beeldje van hun mascotte, een rechtopstaande beer, in de gevel te plaatsen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Boudewijn_I_van_Vlaanderen)
Had het bier geen tripel maar een wit bier geweest, dan was de naam witte beer wellicht gekozen?